54
14 JANUARI 1941.
Heusen sedert 23 Februari 1940 het betalen van zijn bij
drage heeft gestaakt, zoodat vanaf dien datum de schuld is
ontstaan. Nu is het Spr. echter bekend, dat de moeder van
Van Heusen van 23 Februari tot half Juni 1940 niet in
een gesticht verpleegd is geworden. Het is dus logisch, dat
over dit tijdvak door Van Heusen geen bijdrage verschul
digd is. Spr. vraagt, of men hiermede rekening wil houden.
De VOORZITTER antwoordt, dat, als hetgeen de heer
Laureij heeft medegedeeld, juist blijkt te zijn, het vanzelf
spreekt, dat hiermede rekening zal worden gehouden.
De heer MEIJVIS merkt op, dat volgens het prae-advies
de reden, waarom de bijdrage niet is verminderd, is gelegen
in het feit, dat Van Heusen wanbetaler is. Die wanbetaling
zou dan gaan over het tijdvak van 23 Februari tot 25 Juni
1940. Doch gedurende dien tijd is de moeder van Van
Heus en niet verpleegd geworden. Spr. weet dit zeker, want
hij kent die familie. Het lijkt hem dan ook toe, dat hier een
misverstand in het spel is. Hij geeft Burgemeester en Wet
houders in overweging, dit prae-advies terug te nemen en te
trachten met Van Heusen tot overeenstemming te geraken.
De VOORZITTER zegt, dat hier geen sprake kan zijn
van „tot overeenstemming komen"; Burgemeester en Wethou
ders hebben eenvoudig de desbetreffende verordening toe te
passen. Zij kunnen alleen bij een verpleging van langen duur
de bijdrage verminderen. Maar in dit geval is daarvoor geen
reden aanwezig, want men kan toch niet iemand, die weigert
een bijdrage te betalen dus blijk geeft geen zorg te hebben
voor zijn gezin verlichting van lasten gaan geven. Ieder
moet voor zijn gezin opkomen. Eerst wanneer men werkelijk
niet kan betalen, helpen Burgemeester en Wethouders. Zij
zijn op dit punt altijd zeer coulant geweest.
De heer MEIJVIS merkt nog op, dat men uit het prae-
advies den indruk krijgt, dat de wanbetaling nog steeds voort-