7 MAART 1941. 89 winter zet zij vaak een geheele stadswijk, waarvan ook een deel tot Breda behoort, onder water en 's zomers, wanneer zij grootendeels droog ligt, verspreidt zij een onaangename lucht in de omgeving van het Oranjeplein en den Ginne- kenweg. De omlegging van de Molenlei is inderdaad in hoofdzaak een Ginnekensch belang, maar zij is ook van belang voor Breda, daar de Molenlei voor een groot deel de scheiding vormt tusschen beide gemeenten. De heer ELICH merkt op, dat toen indertijd de Wilhel- minabrug gebouwd werd, dit van veel meer belang was voor Ginneken dan voor Breda; toch heeft Breda alleen de kosten daarvan gedragen. De VOORZITTER: Men moest de Ginnekenaren toch naar Breda halen om hier de markt, de vermakelijkheden enz. te bezoeken. De heer ELICH zegt, dat men dit in het onderhavige geval ook van Ginneken kan zeggen. Wanneer een gemeente iets dergelijks voor zichzelf doet, dan profiteert ook de aangrenzende gemeente daarvan. Spr. vindt, dat men door in te gaan op het voorstel van Burgemeester en Wet houders een gevaarlijk precedent schept. De VOORZITTER merkt op, dat de Molenlei voor beide gemeenten hinderlijk is. Om dien hinder weg te nemen is geld noodig. Het is niet meer dan natuurlijk, dat Ginneken en Breda dit geld bijeenbrengen. De zaak is dus gebaseerd op de zoozeer gewenschte samenwerking tusschen gemeenten. Breda heeft hierbij natuurlijk ook eischen gesteld, zooals de tewerkstelling van Bredasche arbeiders, voor zoover de werken op Breda'sch gebied worden uitgevoerd, en de vereischte goedkeuring van Burgemeester en Wethouders van Breda voor de uitvoering van werken binnen de gemeente-grenzen enz.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1941 | | pagina 89