90
7 MAART 1941.
De heer ELICH blijft de houding van Breda in deze
toch erg royaal vinden.
De VOORZITTER zegt, dat, als straks de grenswijziging
tot stand komt, Breda toch ook bij de zaak betrokken
wordt.
De heer ELICH merkt nog op, dat de weg, welke de
Molenlei naar de singelgracht volgt, gedeeltelijk over par
ticuliere terreinen loopt. Spr. vraagt, of met de eigenaren
van die terreinen reeds overleg is gepleegd.
De VOORZITTER antwoordt, dat Ginneken zulks doet.
De heer ELICH heeft gezien, dat de weg ook loopt
over het terrein van het St. Ignatius-Ziekenhuis.
De VOORZITTER deelt mede, dat die kwestie al met
het bestuur van het St. Ignatius-Ziekenhuis is besproken
en geregeld. De zaak kan daarop niet meer afstuiten.
De heer ELICH heeft in de voorwaarden geen bepaling
aangetroffen om toekomstige vervuiling van het water van
de Molenlei tegen te gaan.
De VOORZITTER antwoordt, dat het betrokken water
schap verplicht is tot het schoonhouden van den waterloop.
De heer ELICH zegt, dat men er daarmede niet is; de
afvoer van vuil water dient geregeld te worden.
De VOORZITTER gelooft niet, dat het met de ver
vuiling van het water zulk een vaart zal loopen. In de
voorwaarden wordt namelijk alleen gesproken van open
slooten, die op de verlegde Molenlei mogen afwateren.
Men mag hier dus uit afleiden, dat geen rioleeringen
daarop mogen uitmonden.