96
7 MAART 1941.
38. Voorstel van Burgemeester en Wethouders, in zake
den bouw van arbeiderswoningen door Bredasche bouw
ondernemers met medewerking van Bredasche architecten
en met voorschot van de Gemeente (Bijlagen 1941, no. 54).
Den heer PLEIJTE heeft het gefrappeerd, dat slechts
enkele architecten in het voorstel genoemd worden, terwijl
andere bekende bouwkundigen buiten deze zaak blijven.
De VOORZITTER zegt, dat men in verband met het
aantal te bouwen woningen slechts een zestal bouwonder
nemers en evenzooveel architecten heeft ingeschakeld; elk
van hen zal dientengevolge een 30-tal woningen worden
toevertrouwd. Men heeft gemeend, daarvoor diegenen in
aanmerking te moeten laten komen, die in de laatste tien
jaren den meesten bouwgrond van de Gemeente hebben
gekocht. In het lijstje van namen is echter een vergissing
geslopen. Spr. zou daarom den Raad willen verzoeken, die
namen buiten beschouwing te laten en goed te vinden, dat
Burgemeester en Wethouders in deze te werk gaan volgens
de zooeven aangegeven richtlijn.
Niemand der leden hiertegen eenige bedenking
te kennen gevende, wordt daartoe besloten.
De heer VAN HOUTEN gaat met het voorstel van
Burgemeester en Wethouders accoord. Spr. weet, dat er
een tekort aan arbeiderswoningen is en hij weet ook, dat
de bouwkosten thans hoog zijn, maar als hij in het voorstel
leest, dat de huur der woningen niet meer mag bedragen
dan f 5,45 per week waarbij dan nog komen de kosten
voor waterlevering door de Noord-West-Brabantsche
Waterleiding-Maatschappij, zoodat dit bedrag f6,— zal
worden en men neemt daarbij in aanmerking den huidigen
levensstandaard, dan vraagt Spr. zich af, of er één arbeider
in staat zal zijn, die woningen te bewonen. Spr. vraagt in