12 OCTOBER 1945. 21
menstelling van het College van B. en W. overgegaan, omdat
er een complete verandering in de samenstelling van den Raad
had plaats gehad. Dit is hier echter niet gebeurd. Wij hebben
hier vier wethouders in ons midden. Wij achten het daarom
niet gewenscht hen op dit moment door andere wethouders te
vervangen.
De heer LAUREY verklaart het volgende:
,,Ik kan mij als Kath. Raadslid met het door den heer
,,M e ij s uiteengezette standpunt, inzake verdeeling der Wet-
houderszetels niet vereenigen.
„In de eerste plaats moet ik opmerken, dat de heer M e ij s
„spreekt namens de R.K. Raadsfractie, hetgeen absoluut on-
„juist is.
„Immers een fractie veronderstelt een onderdeel of afdeeling
„van een hoogere instantie, zooals b.v. indertijd, toen de R.K.
„Raadsfractie gefundeerd was op de beginselen van de R.K.
„Staatspartij, wier candidaten in zekere opzichten gebonden
„waren aan de richtlijnen van die partij.
„Dit is thans met de gekozen R.K. raadsleden niet het ge-
„val. Er bestaat nog geen R.K. Staatspartij en als zij bestond,
„dan waag ik het te betwijfelen, of zij het vooroorlogsch-onde-
„mocratisch standpunt, dat thans door een Katholieke Raads-
„club, derhalve door een besloten gezelschap, wordt ingeno-
„men, zou onderschrijven. Het nieuwe voorloopige partijbestuur
„heeft reeds te kennen gegeven, dat nauwer contact en breeder
„samenwerking met andere staatkundige groepeeringen ge-
„wenscht en noodzakelijk is.
„Ik heb gemeend deze korte beschouwing over de z.g. R.K.
„Raadsfractie te moeten houden, ter voorkoming van verkeerde
„gevolgtrekkingen en eventueele toespelingen als b.v. dissi
dent-liberaal Katholiek en dergelijke.
„Ik stel er uitdrukkelijk prijs op te verklaren, dat ik mij als
„Katholiek op het standpunt stel van een geestelijke vernieu-
„wing op democratischen grondslag ook op politiek gebied,
„derhalve van samenwerking met andere politieke partijen op
,,breede basis, nochtans met behoud van eigen zelfstandigheid.
