48
22 NOVEMBER 1945.
De meening van Burgemeester en Wethouders, dat, nu het
inwonertal van Breda tot rond 80.000 is gestegen het maximum
aantal vergunningen van 100 niet kan worden gehandhaafd,
kan worden toegegeven. Iets anders is, of nu dat aantal var.
100 moet worden opgevoerd tot het maximum, .door de wet
toegelaten van 160. Burgemeester en Wethouders beschouwen
dit blijkbaar als vanzelfsprekend. Ik meen den grond van
dit standpunt te vinden in de opvatting van het College, dat
de verlaging van het maximum der vergunningen in 1935 noo-
dig was om de enge omgrenzing van Breda. Die opvatting van
het College is m.i. niet juist. De vermindering van het aantal
vergunningen kwam in 1935 in den Raad in behandeling niet
op initiatief van Burgemeester en Wethouders of van den
Raad, maar naar aanleiding van een adres van de Nationale
Commissie tegen Alcoholisme om het aantal vergunningen en
verloven A voor deze gemeente tot 100 terug te brengen. Na
dat de Raad zich in afwijking van het prae-advies van Bur
gemeester en Wethouders, had uitgesproken vóór de ge
vraagde verlaging, bracht het College op 26 April 1935 het
adres van de Nationale Commissie opnieuw in den Raad met
een prae-advies, waarin in hoofdzaak op sociaal-hygiënische
gronden gepleit werd voor de verlaging: o.m. wordt daarin
gezegd:
„In dit licht bezien, is het voor deze gemeente van belang
„een rem aan te leggen aan de verleiding tot drankgebruik,
„welke rem is te vinden in een verlaging van het maximum
„aantal vergunningen."
De begrenzing van Breda kwam in het prae-advies alléén
ter sprake om aan te toonen, dat mede daardoor de voorge
stelde verlaging van het aantal vergunningen, dit niet ver be
neden de behoefte van het verkeer brengt, zoodat daardoor
een prikkel tot wetsontduiking zou worden gegeven.
Mijnheer de Voorzitter. Ik meen, dat in het licht van deze
gegevens voor de verlaging in 1935, duidelijk blijkt, dat deze
is gevraagd om principiëele redenen ,op sociaal-hygiënische
gronden gunstig is geadviseerd en deze niet noodig werd
geacht om de enge begrenzing van Breda; dat deze enge be
grenzing niet werd aangevoerd als een noodzakelijkheid voor