22 NOVEMBER 1945.
51
dat kwam neer op 1 vergunning per 400 inwoners. Met de
vaststelling van het maximum-aantal vergunningen op 100
hetgeen op voorstel van den heer Mabelis geschiedde werd
beoogd te komen tot een verhouding van 1 vergunning per 500
inwoners. Men heeft zich echter niet daaraan kunnen houden.
Tengevolge van de grenswijziging in 1942 zijn er vele ver
gunningen bijgekomen, zoodat het aantal is gestegen tot 174.
Ook Burgemeester en Wethouders willen dit getal niet be
stendigen; zij wenschen vast te houden aan de verhouding
van 1 vergunning per 500 inwoners, hetgeen momenteel neer
komt op een maximum aantal vergunningen van 160. Na de
grenswijziging zijn er naar verhouding betrekkelijk weinig
vergunningen in de kern van de stad; men zal daar niet komen
tot een verhouding van 1 op 500, doch eerder van 1 op 600.
Gaat men nu het maximum-aantal vergunningen beneden 160
brengen, dan zal dit tot gevolg hebben, dat, wanneer vergun
ningen afvallen, er geen kleine café's meer bijkomen, waardoor
het clandestien drankverbruik zou worden bevorderd. Immers
groote, financieel krachtige zaken hebben kans om vergunnin
gen op te koopen. Burgemeester en Wethouders achten het
daarom beter zich aan het wettelijk maximum te houden; een
maximum aantal vergunningen van 160 vinden zij redelijk.
De heer MABELIS merkt op, dat door Burgemeester en
Wethouders, al in 1935 is gezegd, dat de drankgelegenheden
in Breda op vrij geringen afstand van elkaar gelegen waren,
zoodat ruimschoots in de behoefte kon worden voorzien door
een geringer aantal. Het is dus niet zoo erg als er nu wat
minder zouden zijn. Voorts zeggen Burgemeester en Wethou
ders in hun prae-advies van 1935, dat in den geest van de
Drankwet de kracht der bestrijding van het drankmisbruik
wordt gezocht in het beperken van het aantal drankgelegen
heden en dat het drankmisbruik niet uitsluitend is gelegen in
misbruik, dat zich door dronkenschap kenmerkt, maar ook in
het geregeld te veel gebruiken van sterken drank, zij het dan
dat dit gebruik niet tot dronkenschap voert. Deze argumenten
van Burgemeester en Wethouders zijn ontleend aan de toe
lichting van Minister Verschuur op zijn ontwerp tot wijziging