22 NOVEMBER 1945.
53
deze wil, dat het door Burgemeester en Wethouders ontwor
pen adres aan H.M. de Koningin niet doorgaat, doch wèl dat
het maximum-aantal vergunningen in plaats van tot 160 tot
140 wordt verhoogd.
De heer MEIJS gelooft, dat men het drankmisbruik niet
moet toeschrijven aan het aantal vergunningen, maar aan het
bestaan van obscure gelegenheden, welke direct of indirect tot
drankverbruik aansporen. Men dient er zich daarom mee.
op toe te leggen, die gelegenheden te doen verdwijnen.
De heer MABELIS heeft met belangstelling de mededee-
lingen van den heer Smits van Waesberghe aangehoord. Het
doet Spr. genoegen, dat Nederland voor wat het alcoholver-
bruik betreft, zoo gunstig afsteekt bij de andere landen van
Europa. Maar dit is geen reden om niet meer te doen aan
drankbestrijding. Men zou dan wel alles op dat gebied kun
nen nalaten. Spr. en zijn fractiegenooten zijn van meening, dat
het drankverbruik zoo ver moet werden teruggedrongen als
mogelijk is. Wat de laatst gemaakte opmerking van den heer
Smits van Waesberghe betreft, zegt Spr., dat zijns inziens het
aantal vergunningen zóó moet zijn, dat aan de behoefte wordt
voldaan en dat er geen aanleiding tot het in het leven roepen
van clandestiene drankgelegenheden bestaat.
De VOORZITTER merkt op, dat het maximum-aantal
vergunningen op die manier moeilijk is te bepalen. De wet
heeft een maximum genoemd. Dit is hoogst waarschijnlijk op
studie en ervaring gebaseerd. Spr. voelt er het meest voor.
zich aan dit wettelijk maximum te houden. Spr. vraagt den
heer Mabelis, of deze zijn voorstel handhaaft.
De heer LOONEN verzoekt Burgemeester en Wethouders
bijzonder goed uit te kijken aan wie(n) een drankvergunning
wordt verleend.
De heer MABELIS meent wel uit het zwijgen van den
Raad te kunnen opmaken, dat zijn voorstel weinig of geen in
stemming vindt. Spr. zal het daarom intrekken.