78
21 DECEMBER 1945.
geschiedt. Een dergelijke oproeping was in dit geval echter
niet noodig.
De heer BRINKERHOF verklaart, deze vraag gesteld
te hebben, omdat het corps gemeente-ambtenaren hier
grootendeels uit Roomsch-Katholieken bestaat, terwijl 13 °/0
der bevolking niet Katholiek is. Spr. hoopt, dat Burgemeester
en Wethouders bij benoemingen in het vervolg rekening
zullen willen houden met die verhouding.
De VOORZITTER zegt, dat het College van Burge
meester en Wethouders bij het doen van beioemingen
alleen rekening houdt met vakbekwaamheid. Het ligt even
wel voor de hand, dat in een vrijwel geheel Katholieke
plaats als Breda voor hoogere functies meestal Katholieken
in aanmerking komen. De heer Brinkerhof ziet dan
ook moeilijkheden, waar zij niet zijn.
De heer BRINKERHOF vindt het wel toevallig, dat de
meest begeerde functies alle door Roomsch-Katholieken
worden bekleed.
De VOORZITTER merkt op, dat o.a. de Gemeente-
Ontvanger, de Gemeente-Archivaris, de adj. directeur
Gem. Lichtbedrijven, de adj. directeur Slachthuis, de Direc
teur van de Gemeentelijke Voikscredietbank, de Chef van
de afdeeling Registratuur der Gemeente-Secretarie en twee
ingenieurs van Openbare Werken niet Katholiek zijn.
De heer BRINKERHOF spreekt de hoop uit, dat op
roepingen van sollicitanten niet alleen zullen worden ge
plaatst in vakbladen van één politieke richting.
De VOORZITTER zegt, dat de heer Brinkerhof
daarvan verzekerd kan zijn.
Zonder verdere opmerkingen wordt daarop
overeenkomstig het voorstel van Burgemeester
en Wethouders besloten.