1 MEI 1946. Ill gevaar bestaat voor vertraging in een levering, zou ik den Raad willen verzoeken heden of morgen goed te willen keuren, dat deze wijzigingen worden aangebracht. Het zal toch nog wel Maart of April 1947 worden eer de gaslevering door de mijnen een aanvang kan nemen. Spr. zal hierop na de vaststelling der begrooting terugkomen. De stukken lig gen ter visie in de Leeskamer. Wethouder VAN HAPEREN zegt dankbaar te zijn, dat de vraag is gesteld, waarom hij tijdens de bezetting als wet houder is blijven zitten, omdat hij nu hierover een en ander kan zeggen. Dit is gebeurd in overleg met den Burge meester en Wethouder K r o o n e. Naar huis gaan zou gemakkelijker zijn geweest. Daar hij de aangewezen Wet houder is voor het Slachthuis, Reiniging, Beplantingen en landbouwaangelegenheden, was hij ook belast met de voed selvoorziening voor de stad. Op dit gebied heeft Spr. veel goeds kunnen doen. Hij trok zich niets aan van voedselcom- missarissen en dergelijken instanties, maar ging zijn eigen gang. Zoo zijn veel K.G. rogge en tarwe in Breda gekomen door zijn bemiddeling en persoonlijk heeft hij zeer veel men- schen uit Breda geholpen, die bij hem aanklopten, en niet te gen zwarte prijzen. Ook voor de volkstuinen is zeer veel ge daan. Verder is Spr. van meening, dat een wethouder van land bouwaangelegenheden, die veel op het Stadhuis is, onmoge lijk zijn taak behoorlijk kan vervullen. Wanneer de Raad een ander wil nemen, moet hij dat zelf weten, maar als die nieuwe wethouder op een kamer wordt geplakt, dan kan hij zijn taak niet, zooals het moet, waarnemen. De heer LAUREY meent te moeten ontkennen, dat hij persoonlijk zou zijn geweest. Hij heeft heelemaal niet be weerd, dat Wethouder Stru^jcken zijn taak slecht zou hebben vervuld. Spr. wilde doen uitkomen, dat het wethou derschap niet als nevenfunctie moet worden beschouwd. Wat de quaestie betreft van de legpenningen is Spr. wèl persoonlijk geweest, maar dat was dan ook niet anders moge lijk. Men moet de feiten en de werkelijkheid onder oogen durven zien. Deze menschen hebben deelgenomen aan eet- en drinkgelagen met de Duitschers De VOORZITTER Dat is niet waar. De heer LAUREY Dat is wel waar. Zij hebben ook de Duitsche zaak gesteund door hun geldelijke bijdragen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1946 | | pagina 111