1 MEI 1946. 115 heeft het juridisch uitgekiend en toen eerst 5 zetels toege wezen, later 6 en Gedeputeerde Staten hebben er 7 van ge maakt. De heer BREKELMANS vraagt, hoe men kan zeggen, dat de behandeling voor de Zuiveringscommissie geheim is, terwijl toch bekend is, dat W i 11 e zou zijn aangeklaagd omdat hij tegen een hooger geplaatste een klacht had inge diend. Wethouder VAN MIERLO zegt hierop, dat de Gemeente met de zuivering van het politiepersoneel niets te maken heeft gehad. De heer MABELIS zegt het te betreuren, dat de bespre kingen in dezen vorm plaats hebben. Men is veel te persoon lijk geweest. Spr. heeft voortdurend moeten denken aan de woorden van den heer Brinkerhof: ,,Gauw is iemand de kroon van het hoofd gestooten, maar niet spoedig er op gezet". De heer VAN DEN EEDEN zegt, nog slechts weinig ervaring te hebben als jong raadslid, maar dezen middag is bij hem meermalen de vraag opgekomen, of de Raad er zit om de gemeentebelangen te behartigen, dan wel om wat booze gedachten te uiten. De heer VAN HOUTEN constateert, dat er een sluier van geheimzinnigheid ligt over heel de zuiveringskwestie. De heer Van M i e r 1 o zegt, dat niet alle aanklachten zijn behandeld. De heer M e ij s beweert van wél. De heer MEIJS zegt, dat hij inderdaad heeft gezegd, dat alle aanklachten zijn behandeld. Dit heeft hij juist gezegd ter rechtzetting van hetgeen de heer Van M i e r 1 o heeft ge zegd. Wethouder VAN MIERLO zegt, dat ook de klachten over leden van N.F. zijn bekeken, maar terzijde zijn gelegd, omdat men niet competent was. De heer VAN HOUTEN begrijpt nu waarom de aan klacht tegen den heer Leeuwenberg niet verder is be-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1946 | | pagina 115