140
2 MEI 1946.
De heer LOONEN zegt, dat de Gascommissie de zaak
grondig heeft bekeken en gedaan heeft wat zij kon. Alle be
zwaren zijn onder oogen gezien. Het is thans zaak zooveel
mogelijk voor de Gemeente gedaan te krijgen.
De heer WINKELHAGE vindt, dat men vertrouwen moet
hebben in de Gascommissie.
Het voorstel wordt hierna aangenomen.
De VOORZITTER zegt, dat er nog een begrootingswij-
ziging moet worden vastgesteld. Het geldt een overschrijving
op de begrooting van het Gas- en Waterleidingbedrijf. Het
is slechts een administratieve boeking.
Wordt conform besloten.
Hierna wordt overgegaan tot de rondvraag.
De heer VAN HOUTEN vraagt, of het Burgemeester en
Wethouders bekend is, dat onder het gemeente-personeel
een petitie tegen de Regeering ter teekening circuleert, ge
richt tot H. M. de Koningin over de Indonesische kwestie.
De toelichting, welke daarbij gegeven wordt is beneden peil.
Een van de ambtenaren is hiervan de initiatiefnemer. Spr.
vraagt, of Burgemeester en Wethouder een onderzoek daar
naar willen instellen.
De VOORZITTER zegt, dat hem hiervan niets bekend is.
Het is de vraag, of die ambtenaar misbruik heeft gemaakt
van zijn positie om deze petitie te doen teekenen. Kunt U
nadere gegevens verstrekken
De heer VAN HOUTEN merkt op, dat hij er niets op
tegen heeft, dat ambtenaren petities indienen, maar niet op
deze manier. Het is hem bekend wie geteekend hebben. De
initiatiefnemer vindt U door een onderzoek in te stellen op
de Gemeente- Lichtbedrijven en op de Gemeente- Secretarie,
waar een, laat ik hem maar noemen, goede kennis van hem
zit. De initiatiefnemer is de heer Leeuwenberg.
De VOORZITTER merkt op, dat hij niet om namen heeft
gevraagd. Hij zegt toe een onderzoek te zullen instellen.