8 MEI 1946. 155 „aan de reeds bestaande scholen, zooals die van Haarlem, ,,'s-Bosch en Dordrecht, een school in een behoorlijk en ge- „outtilleerd gebouw ondergebracht een school met een staf „van deskundige ambtenaren en practici een school, waar- „van men van te voren als het ware de zekerheid moet heb- „ben, dat zij aan de hoogste in de practijk te stellen eischen „zal voldoen. Voorkomen dient in elk geval te worden, dat „straks de Industrieel bij de beoordeeling van een sollicitant, „die een diploma van de Bredasche M. T. S. overlegt, daar- „aan mindere waarde zou hechten dan aan dat van een „andere M. T. S.. „Geschiedt dit niet, dan ben ik bevreesd, ik zou zelfs dur- „ven beweren, dan ben ik er van overtuigd, dat de oprichting „een mislukking zal worden en dat wij later zouden be treuren daaraan onze medewerking te hebben verleend. „Ik weet zeer wel, dat de oprichting en instandhouding „van een dergelijke school op den dag van vandaag op schier „onoverkomelijke bezwaren stuit, zooals om te beginnen „allereerst het verkrijgen van een geschikt gebouw maar „ik weet ook evenzeer, dat de kosten aan die oprichting ver- „bonden enorm zullen zijn. Althans wil men komen tot een „volwaardige dagschool. „En zoolang als de Raad geen opgave of begrooting krijgt „van wat er voor gebouwen, leeraren, installatie, inrichting „enz. enz. benoodigd is, acht ik mij niet verantwoord mijn „goedkeuring aan eenig voorstel in deze richting te geven, „zelfs niet om als mijn oordeel uit te spreken, dat de op lichting van een M. T. S. hier ter stede noodig wordt ge oordeeld. „Maar daar komt nog iets bij. Uit uw prae-advies blijkt, „dat van katholieke zijde ook het verlangen bestaat tot op lichting van een M. T. S. op katholieken grondslag te ko- „men en het is mij zelfs bekend, dat van die zijde voor dat „doel reeds een stichting is gevormd. Nu weet ik uiteraard „niet, welke de juiste plannen van die Stichting zijn, namelijk „of men voornemens is de zaak op grootsche wijze aan te „pakken, dan wel, evenals in uw prae-advies wordt voorge steld, of men op bescheiden schaal wenscht te beginnen, „en met welke onderafdeelingen. Maar waar nu eenmaal „vaststaat, dat men van Katholieke zijde deze zaak wil aan bakken, daar heb ik me de vraag gesteld, waarom zou dan „tegelijk of daarnaast de Gemeente zich óók nog gaan be moeien met de oprichting van een dergelijke onderwijsin richting, aannemende dat op die katholieke school vanzelf sprekend ook andersdenkenden zullen worden toegelaten.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1946 | | pagina 155