178 8 MEI 1946, Zonder eenige bedenking wordt thans over eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. 36. Schrijven van Burgemeester en Wethouders, daarbij opnieuw aanbiedende hun voorstel tot wijziging van het Reglement van de Stichting ,,Oude-Mannenhuis" (Bijlagen 1946, nos. 62 en 18). De heer SMIT heeft de vorige maal bezwaar gemaakt tegen het voorstel van Burgemeester en Wethouders om het bedrag der inkoopsom ongelimiteerd door het College van Regenten te laten bepalen. Spr. had voorgesteld om op de beslissing der Regenten beroep open te stellen op den Raad. Nu dit niet mogelijk blijkt te zijn, kan Spr. zich bij het voor stel van Burgemeester en Wethouders neerleggen. De heer LAUREY verklaart, ook hetzelfde bezwaar ge maakt te hebben. Nu beroep niet mogelijk is, handhaaft Spr. toch zijn bezwaar. Dit heeft niets te maken met wantrouwen in het beleid van de Regenten. Zijn bezwaar gaat tegen het feit, dat men de inkoopsom, welke eerst op 80,was bepaald, nu ineens ongelimiteerd stelt. Als men de inkoop som op maximum 500 of 1000 stelde, kon Spr. daar mede genoegen nemen. De VOORZITTERVeronderstel eens, dat men van iemand, die kind noch kraai heeft, zijn geheele kapitaaltje van 8000,vraagt, dan zijn daarmede nog niet alle kos ten van levensonderhoud over een reeks van jaren betaald. De heer LAUREY Mijn bezwaar is, dat het College van Regenten de toelating kan weigeren en dat er dan geen beroep op die beslissing mogelijk is. De VOORZITTER zegt, dat men moet bedenken, dat de Regenten vertrouwensmannen zijn, door den Raad als zoo danig aangesteld. Onder de huidige omstandigheden kan men geen bepaald bedrag als inkoopsom noemen men moet dit aan het oordeel van de Regenten overlaten. De heer LAUREY Er kan toch verschil van meening ontstaan tusschen het College van Regenten en belangheb bende.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1946 | | pagina 178