12 JUNI 1946. 207 „Mijnheer de Voorzitter, ik meen dat deze minder prettige „indruk wellicht aanleiding zou kunnen geven tot wrijvingen, „die, daar ben ik van overtuigd, door de leden der Zuidelijke „afd. van de Ned. Bioscoop Bond, onnoodig, onprettig en „ongewenscht worden geacht. „Het effect zal trouwens geheel illusoir zijn, Mijnheer de „Voorzitter, omdat in alle dorpen in de onmiddellijke om- geving, waar een bioscoop is, de gewone leeftijdsgrenzen „gelden en de jeugd dus in een dorp de films zou kunnen „gaan zien, die hun in eigen stad worden onthouden. „Weet de Raad en U, Mijnheer de Voorzitter, dat de GO- „FILEX (goede film exploitatie), een neven orgaan van de „K.F.A-, in het Zuiden een 20 tal bioscopen in kleine plaat- „sen exploiteert of controleert en daar de hier gewraakte „films zonder gewetensbezwaar voor de gestelde leeftijden „vertoont, wat U m.i. een bewijs moge zijn, dat de meening „van vele tot oordeelen bevoegde Katholieken in deze kwes- „tie van die van den heer M e ij s geheel afwijkt. „Daarbij komt, dat het voor Breda een algemeen belang „is, dat zij als woonstad zoo attractief mogelijk blijft en dat „het feit, dat een bepaalde groep personen de bioscoop niet „zal kunnen bezoeken, ook als de films door twee instanties „goedgekeurd zijn en deze in de omliggende dorpen wel kun- „nen gezien worden, zeker het wonen in Breda niet attrac tiever zal maken. „Mijnheer de Voorzitter, ik meen ook te moeten opmerken, „dat een en ander niet in het voordeel is van de beroemde „vermakelijkheidsbelasting, terwijl men met het verbod toch „weer niet de groep raakt, welke men daar eigenlijk mede „wenschte te treffen. „Mijnheer de Voorzitter, wij zijn eveneens overtuigd van „alle inmoreele gebeurtenissen bij onze jeugd, ook wij leven „daarin mede en betreuren dezen gang van zaken reeds lang, „maar kunnen toch niet accoord gaan met een dusdanige „motie van den heer M e ij s. Ik verzoek dan ook aan het „College een en ander in overweging te willen nemen en uit „te zien naar andere mogelijkheden, waarbij U overtuigd „kunt zijn van onze medewerking". De heer MEIJS zegt, dat de heer Brekelmans een groot gedeelte van het bezwaarschrift van den Ned. Bios coopbond heeft geciteerd, hetwelk niet erg steekhoudend is. Voorts zegt Spr„ dat er voor hem geen reden was om tegen aansluiting van deze gemeente bij de Zuidelijke nakeuring te zijn. Er heeft echter alleen keuring plaats naar de toe-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1946 | | pagina 207