12 JUNI 1946. 217 noegen binnenkort aan Bouwcommissie en Raad een uiteen zetting geven omtrent deze aangelegenheid. Vermoedelijk zal Breda het volgend jaar 300 woningen toegewezen krijgen. De heer VAN OOSTERHOUT vraagt, of tot den bouw van die woningen kan worden overgegaan, zonder dat de Raad het daarvoor benoodigde crediet heeft toegestaan en dit door Gedeputeerde Staten is goedgekeurd. De VOORZITTER zegt, dat men desondanks wel kan doorgaan de zaak is immers van hoogerhand gestimuleerd. De heer BRINKERHOF vraagt, of dit ook betrekking heeft op het zoo juist ingetrokken besluit, waarbij aan de R.K. Bouwvereeniging te voormalig Ginneken voorschotten werden verleend in verband met woningbouw aan de Over- akkerstraat. De VOORZITTER antwoordt, dat 11 van de 90 te bou wen woningen aan bedoelde Bouwvereeniging zijn toege wezen. 5. De heer MEIJS heeft er bij de behandeling van de be grooting in de afdeelingen op gewezen, dat, nu als gevolg van de Woningnoodcommissie meer gezinnen in één huis wonen, de kosten voor het gebruik van een tweeden vuilnis emmer te hoog zijn geworden. Burgemeester en Wethouders hebben daarop in hun memorie van antwoord toegezegd, dat zij over eenigen tijd een voorstel aan den Raad zouden doen, waardoor waarschijnlijk een meer bevredigende regeling zou worden verkregen. Spr. heeft daarvan tot dusver niets be merkt. Wethouder VAN HAPEREN deelt mede, dat een rege ling, als door den heer M e ij s bedoeld, bij Burgemeester en Wethouders in behandeling is. De verdere voortgang van deze zaak is tot dusver gestrand op de uitgifte van nieuwe vuilnisemmers, welke nog niet mogelijk is. Burgemeester en Wethouders zullen echter zoo spoedig mogelijk met een nieuwe regeling komen. De heer MEIJS vraagt, of Burgemeester en Wethouders niet alvast een voorloopige regeling zouden kunnen treffen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1946 | | pagina 217