22
26 FEBRUARI 1946
aan dit adres te betuigen. Zoolang er geen definitieve
beslissing genomen is, is wellicht een mildere toepassing
mogelijk.
De VOORZITTER zegt, dat het hier gaat om de
kwestie, of het Rijk de geleden oorlogsschade zal ver
goeden op basis van de prijzen van 1940 of van heden.
De Minister heeft evenwel verklaard, dat vergoeding van
schade aan huizen op basis van de thans geldende prijzen
niet mogelijk is, omdat het daarmede gemoeide bedrag door
het Rijk niet kan worden gedragen. Dat het geheele volk
de schade moet dragen erkent men ook van Regeerings-
wege; het schade-bedrag is echter zeer hoog.
De heer WINKELHAGE voelt er ook veel voor om
adhaesie te betuigen.
Wethouder VAN MIERLO vindt, dat het hier een
landelijke aangelegenheid betreft, welke in 's Lands ver
gaderzaal beslist moet worden. Het gaat hier om een
landsbelang; de beoordeeling daarvan behoort niet in een
raadsvergadering te geschieden.
De heer WINKELHAGE zegt, dat hoe meer druk er
op den betrokken Minister wordt uitgeoefend, hoe beter
het is.
Wethouder STRUIJCKEN toont met een practisch
voorbeeld aan, dat de schade nooit voor 100 kan worden
vergoed.
De VOORZITTER geeft met een ander voorbeeld aan,
dat dit niet geheel en al opgaat.
De heer MEIJS merkt op, dat de Minister heeft gezegd,
dat de oorlogsschade in de milliarden loopt en heeft daarbij
de vraag gesteld, of men zich wel goed kan voorstellen
wat een milliard is.