230 17 JULI 1946. „Het spreekt vanzelf, dat deze niet op de hoogte van den „gang van zaken kon zijn. Zooals reeds gezegd is, hebben „wij vooralsnog geen behoefte dieper op het een en ander „in te gaan, maar wel stellen wij er prijs op, nader ingelicht „te worden over het verdere verloop der kwestie. „Op 8 Mei deelde U, Mijnheer de Voorzitter, mede, dat „de zaak in handen der politie was. De politie had blijkbaar „geen kans gezien den auto terug te halen, zoodat Uw Col lege op 11 Mei besloot, den heer L- d e Kort in kort ge- „ding te dagvaarden bij de Rechtbank te Amsterdam. Op „4 Juni diende de zaak en op 8 Juni d.a.v. was de uitspraak. „Burgemeester en Wethouders hebben zich niet de moeite .getroost daarvan mededeeling aan den Raad te doen, ook „niet in de Raadsvergadering van 12 Juni j.l. De vraag mag „nu gesteld worden, of Burgemeester en Wethouders ge rechtigd zijn een proces te voeren zonder goedkeuring van „den Raad. „Inmiddels is ons bekend geworden, dat de gemeente Bre- „da het proces heeft verloren en wij vragen ons af, of deze „heele geschiedenis voor Breda geen verdere financiëele ge- „volgen zal hebben. „Mijnheer de Voorzitter, gaarne zouden wij dus ingelicht „willen worden, wat of het College verder van plan is in „deze zaak te doen en tevens om ook de Raad in den ver- „volge op een behoorlijke wijze voor te lichten. „In eerste instantie wil ik het hierbij laten. Het zal van „het antwoord, dat gegeven wordt, afhangen, of er voor ons „aanleiding is dieper op deze onverkwikkelijke geschiedenis „in te gaan". De VOORZITTER vraagt, of Wethouder van Mier- 1 o hierop wil antwoorden. Wethouder VAN MIERLO zegt, dat hij in de eerste plaats wil opmerken, dat het voorstel aan den Raad om den auto van den heer de Kort te koopen reeds gereed was, toen deze kwestie aan de orde kwam. Burgemeestei en Wet-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1946 | | pagina 230