17 JULI 1946. 233 te behandelen. Spr. is blij dat deze kwestie thans in een rus tige sfeer behandeld wordt, maar er moet ook vertrouwen zijn. Burgemeester en Wethouders laten zich niet in een hoek duwen. Men moet geen sfeer scheppen, welke voor samen werking ongeschikt is. De heer VAN HOUTEN verwijt den Voorzitter, dat hij onaangenaam wordt. De vorige maal werd hem verweten, dat hij insinueerde en thans, nu hij precies zegt waar het op staat, wordt hem verweten een sfeer te scheppen, welke voor samenwerking ongeschikt is. Spr. neemt zoo iets niet. Wan neer hij naar aanleiding van een brief vragen stelt, heeft hij eerst geïnformeerd, of het college op de hoogte was. Spr. is bereid tot vriendschappelijke samenwerking, maar hij ontkent, dat de Raad was ingelicht. Waarom moest dat geheim worden gehouden Hij heeft deze zaak gemoedelijk willen behande len. Maar men moet bedenken, dat hij rood bloed in zijn ade ren heeft en men hem wel eens zou kunnen dwingen om er op te slaan. Hij verlangt, dat de Raad behoorlijk wordt in gelicht. Dat is toch geen kwestie van wantrouwen. Dat er tegenstellingen bestaan tusschen zijn partij en eenige Wet houders geeft Spr. toe. Er is verschil van opvatting in maat schappelijk inzicht. Dat kan men toch geen wantrouwen noemen. Spr. verzoekt den Voorzitter geen aanleiding te ge ven tot een geprikkelde stemming. De heer HEER zegt blij geweest te zijn, dat zijn partij genoot, de heer Van Houten, zoo rustig en kalm was begonnen, maar hij is van meening dat de Voorzitter thans aanleiding geeft tot geprikkeldheid. Men zal moeten erken nen, dat de Raad niet voldoende was ingelicht. Het voeren van het kort geding had ook aan den Raad moeten worden medegedeeld. De heer BRINKERHOF betreurt het, dat men gesproken heeft van ,,het stelen" van den auto. De uitspraak van de rechtbank is, dat de auto niet gestolen is. Men heeft trouwens zich zelf tegengesproken; voor een gestolen auto behoeft men geen crediet te vragen. De VOORZITTER merkt op, dat hij niet heeft gezegd, dat de auto gestolen was, maar dat men in de veronderstel ling verkeerde, dat de auto gestolen was. Thans blijkt, dat dit niet het geval is geweest; nu wordt het een kwestie van

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1946 | | pagina 233