17 JULI 1946. 235 De Gemeente moet in elk geval zorgen de noodige mede zeggingschap te krijgen. De heer MEIJS zegt ook vroeger reeds gewezen te hebben op de urgentie van theaterbouw. De eerste jaren zal er nog geen sprake van kunnen zijn. Spr. heeft geen bezwaar tegen particulier initiatief, maar de Gemeente moet zich in elk ge val laten voorlichten en zien, of men aan de eischen voldoet. De VOORZITTER zegt, dat nu men weer een opleving van het vereenigingsleven gaat krijgen, enkele vereenigingen de handen ineen hebben geslagen om den bouw van een nieuw theater opnieuw te bezien. Deze vereenigingen zijn Concordia, Bonus Eventus en Katholiek Leven. Wij behoe ven ons niet te bekommeren over eventueel medezegging schap hierover. Laat hen het initiatief maar nemen. Om finan- ciëele redenen komen ze vanzelf bij het Gemeentebestuur aankloppen. Wat de kwestie betreft van het buiten gebruik stellen van de zaal bij bouw op dezelfde plaats, moet Spr. opmerken, dat het plan is, de bouw zóó te doen plaats vinden, dat er altijd een zaal beschikbaar blijft. De heer HEER deelt mede, dat, als de Voorzitter over tuigd is, dat men ten slotte toch bij de Gemeente moet aan kloppen, hij dezen gang van zaken inderdaad het beste vindt. De heer BRINKERHOF meent, dat men de kans om de Ambachtsschool uit te breiden niet moet laten voorbij gaan. Deze is thans te klein. De VOORZITTER merkt op, dat zulks niet het geval is. Wethouder VAN MIERLO deelt mede, dat men leerlingen moet afwijzen bij gebrek aan materiaal, niet bij gebrek aan ruimte. Wethouder STRUIJCKEN zegt, dat bouwen op een an dere plaats de kosten zeer aanmerkelijk zouden verhoogen. De besprekingen omtrent deze aangelegenheid zijn hiermede ten einde.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1946 | | pagina 235