3 SEPTEMBER 1946.
285
2. Benoeming van vier wethouders.
De heer MEIJS deelt het volgende mede
Mijnheer de Voorzitter
Bij de instelling van den Tijdelijken Raad hebben de Voor
zitter en de Secretaris van de Katholieke Raadsfractie een
onderhoud gehad o.m. met den Voorzitter en den Secretaris
van de fractie der S.D.A.P. Dit onderhoud had plaats op
verzoek van laatstgenoemde fractie, ten einde het wederzijdsch
standpunt te bepalen met betrekking tot de wethoudersver
kiezing. Bij die bespreking is door ons toen het besluit onzer
fractie naar voren gebracht om te stemmen op de personen,
die vóór de inwerkingtreding van den Tijdelijken Raad reeds
wethouder waren en die allen als lid in den Tijdelijken Raad
waren opgenomen. Er was toen geen aanleiding om daarin
verandering te brengen omdat de wethouders naar onze
meening allen ten volle voor hun taak geschikt waren en
tevens omdat het niet gewenscht was om voor zoo'n korten
duur als den Tijdelijken Raad beschoren was, wijziging in
het College van Burgemeester en Wethouders te brengen.
Wij hebben toen den leden van de andere fracties te ken
nen gegeven, bereid te zijn na de verkiezing een zetel ter be
schikking te stellen aan een niet-Katholiek.
Zooals uit het verloop van zaken gebleken is, gaf de fractie
van de S.D.A.P., later Partij van den Arbeid genaamd, blijk
geen vertrouwen te stellen in hetgeen onzerzijds, zij het vaag,
was toegezegd. Wij moesten vaag zijn. omdat wij toen
niet wisten, hoe de politieke toestand zich zou ontwikkelen.
Thans hebben de verkiezingen plaats gehad en is de nieuwe
Raad samengesteld. Door onze fractie is gevolg gegeven aan
onze vroegere vage toezegging, al moet erkend worden, dat
in onze fractie bezwaren overwonnen moesten worden. Be
zwaren ontstaan door de onsympathieke en onwaardige wijze,
waarop de verkiezingspropaganda door de Partij van den
Arbeid is gevoerd en waarbij men o.m. persoonlijke aanval
len heeft gedaan tegen vooraanstaande figuren onzer fractie.
Wij zijn bereid een zetel aan de Partij van den Arbeid af