14 SEPTEMBER 1946.
313
Spr. deelt vervolgens mede, dat de Partij van den Arbeid
geen wijziging heeft gebracht in haar houding zij hand»
haaft de candidatuur - Van Houten. Spr. heeft verno
men, dat de leden van de K.V.P. vrij zijn gelaten in hun
keuze hij doet derhalve een beroep op hen om de candida-
tuur-V a n Ho u t e n te aanvaarden. Doen zij dit niet, dan
heeft het geen zin om een ander lid van de Partij van den
Arbeid te kiezen, daar die benoeming toch niet zal worden
aanvaard.
u-i
De heer MEIJS zegt het volgende
Alvorens tot verkiezing van een vierden wethouder wordt
overgegaan, komt het mij niet ondienstig voor om de wen-
schelijkheid te uiten, dat het College van Wethouders zóó
wordt samengesteld, dat aan de homogeniteit geen geweld
wordt aangedaan. Een college, welker leden goed op elkaar
zijn afgestemd, kan met de meeste vrucht zijn werk verrich
ten. Tevens meenden wij den eisch te moeten stellen, dat
onze fractie het vertrouwen moet hebben, dat de betreffende
candidaat de tact en de bekwaamheid bezit tot het uitoefenen
van de functie. Deze gedachtengang is voor ons richting
gevend bij het bepalen op wien onze stem zal dienen te wor
den uitgebracht.
De voornaamste factor, die in deze geldt is het algemeen
belang. Dit moeten wij steeds in het oog houden, willen wij
onze taak als raadslid behoorlijk vervullen. De houding van
de fractie van de Partij van den Arbeid schiet hierin naar
mijn meening te kort. Door deze fractie wordt te veel een
partijpolitiek gevoerd, waardoor onwillekeurig het algemeen
belang op den achtergrond raakt. De fractie van de Partij
van den Arbeid dient er zich rekenschap van te geven, dat
ook zij verantwoording draagt voor de te nemen besluiten
en dat het in strijd met de plicht van een raadslid is om bij
wijze van protest de vergadering te verlaten en het nemen
van besluiten over te laten aan de overige leden van den
Raad. Een dergelijk gebaar doet bovendien erg Hitleriaansch
aan, daar ook deze den Rijksdag verliet toen hij zijn zin niet
kon krijgen.