314
14 SEPTEMBER 1946
Het heeft mij in de vorige raadsvergadering bevreemd, dat
de fractie van de Partij van den Arbeid maar één candidaat
kende voor den wethouderszetels, dat door haar geen mee
ning werd kenbaar gemaakt over de andere te kiezen wet
houders en dat voor elke vacature steeds werd gestemd op
hun eigen candidaat. Het is trouwens niet de eerste maal, dat
door die fractie een dergelijke gedragslijn is gevolgd.
Er zal aanstonds worden overgegaan tot verkiezing van
een vierden wethouder. Op wien zullen wij onze stem uit
brengen Alsnog zijn wij bereid, de Partij van den Arbeid
gelegenheid te geven een hunner leden zitting te doen nemen
in het Wethouderscollege. Ik zal nogmaals mijn stem uit
brengen op den heer Heer.
De heer SPRANGERS houdt de volgende rede
„Mijnheer de Voorzitter
„Toen ik na de laatste raadsvergadering naar huis fietste,
.verkeerde ik in een minder prettige stemming. Dit vond
,niet zijn oorzaak in het feit, dat mijn rijwiellantaarn het nu
„en dan vertikte om te branden, maar meer in den afloop van
„de plaats gehad hebbende vergadering. Toen ik thuis kwam,
„vroeg mijn vrouw aanstonds, hoe het gegaan was. U weet,
„Mijnheer de Voorzitter, dat dames nogal nieuwsgierig van
„aard zijn. Ik heb den moed om zulks hier in deze vergadering
„te zeggen er is toch geen enkele dame bij. Maar op haar
„vraag antwoordde ik onmiddellijk beroerd ge moet weten,
„bij den aanvang der vergadering heb ik zitten praten als
„Brugman ik had alle aandacht en ze hingen als het ware
„aan mijn lippen. Ik sprak in verband met het algemeen be-
„lang over eensgezindheid en prettig saamhoorigheidsgevoel
„en ik wilde zelfs boven den catheder van den Voorzitter in
„vlammende letters de woorden plaatsen „Eendrachtige
„samenwerking", stuwkracht, die groote dingen tot stand
„brengt. Maar ik had nauwelijks die woorden uitgesproken,
„of ze bleken te zijn geweest, die eens roependen in de woes
tijn. Op een gegeven moment hadden ze zelfs een averecht-
„sche uitwerking. Er stond iemand kwaad op hij zeide