334 15 OCTOBER 1946. ,,dat op het oogenblik nog bij de Kath.-fractie het standpunt wordt ingenomen „wij willen Van Houten niet als „wethouder". „Mijnheer de Voorzitter. Ongetwijfeld kunnen tegen een „bepaalden candidaat bezwaren bestaan, welke van zóó over wegende beteekenis kunnen zijn, dat een bepaalde partij er „niet toe kan besluiten haar stem aan zulk een candidaat te „geven. „Die bezwaren bestaan zoogenaamd bij de K.V.P. ten op zichte van den persoon van den heer Van Houten, „maar gedurende al den tijd, dat deze kwestie hangende is, „heeft noch de raad, noch de Partij v.d. Arbeid concrete fei- „ten of gegevens vernomen, waaruit men het afwijzend stand punt van de K.V.P. zou kunnen erkennen of moeten toege- „ven. Ja tóch, één zegge één argument is bij de bespreking „tusschen beide fracties naar voren gebracht tegen Van ,,H o u t e n en dat was, dat Van Houten niet de tact „zou bezitten om als wethouder te fungeeren. En welk was „dat argument Ditdat de heer Van Ho u t e n in den „tijdelijken Raad de zuiveringskwestie had aangeroerd, waar- „bij de naam van een gemeente-functionaris in het geding „was gekomen. Dat had Van Houten volgens de K.V.P. „nooit in het openbaar mogen doen én omdat hij dat gedaan „heeft, mist hij de tact, volgens de K.V.P. althans, om als „wethouder te fungeeren. „Mijnheer de Voorzitter. Ik laat dit argument van de zijde „der K.V.P. gaarne over aan het oordeel der Bredasche kie zers ik voor mij wil ten aanzien hiervan verklaren, dat het „mij tot op den huidigen dag nog steeds niet duidelijk is, „waarom de K.V.P. voor dit feit over Van Houten den „politieken banvloek heeft uitgesproken, wijl het in casu toch „een zuiveringskwestie betrof, die toen en óók nu nog de „gemoederen van een groot deel der Bredasche bevolking „beroert. „Ik had dan ook verwacht waar men overigens geen „enkel steekhoudend argument tegen de politieke beschou wingen en opvattingen van Van Houten naar voren „heeft kunnen brengen dat de K.V.P. haar standpunt ten-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1946 | | pagina 334