15 OCTOBER 1946. 335 „slotte zou hebben herzien. Dat zij dit niet heeft gedaan, ver- „wondert mij des te meer, omdat toen enkele leden van onze „fractie in eèn vorige vergadering, deze aangelegenheid met „Mr. Struijcken bespraken, deze ten antwoord gaf, „wij „hebben niets tegen den persoon van Van Houten, „doch het is nu eenmaal een „factum". „Ik moet eerlijk bekennen, Mijnheer de Voorzitter, dat de „enkele leden van onze fractie na dit kort juridisch betoog „elkaar verwonderd aanzagen, omdat wij de beteekenis of „de bedoeling van die juridische uitdrukking niet onmiddel- „lijk konden verwerken. Wèl deed ons deugd het in rond „Hollandsche en begrijpelijke taal gezegde van den heer „S t r u ij c k e n namelijk, dat de K.V.P. niets had tegen den „persoon van Van Houten. En eerlijk gezegd, wij van de „Partij van den Arbeid hadden de stille hoop, dat de K.V.P.- „fractie, welke op dat moment voor onderling beraad zich „ging afzonderen, haar bezwaren zou hebben laten verval len. Een hoop, welke echter al heel spoedig tot een illusie „werd En toen onmiddellijk daarop na een onbegrijpelijk „stilzwijgen, de K.V.P. bij de gehouden stemming deed blij- „ken van haar „non possumus" ten opzichte van VanHou- „t e n, heb ik me afgevraagd of Van Houten in den „nood-gemeenteraad zich dan aan andere politieke zaken had „vergrepen, tengevolge waarvan de K.V.P. hem, wegens ge- „brek aan tact „onaanvaardbaar" achtte. „Want eerlijk gezegd, Mijnheer de Voorzitter, kan ik voor „mij de gedachte niet van me afzetten, dat de generale staf bij „de K.V.P. reeds bij voorbaat Van Houten politiek heeft „veroordeeld voor zijn verschillende in den nood-gemeente- „raad gehouden interpellaties, waarbij uiteraard namen van „bepaalde personen in het geding zijn gekomen. Daarom en „daarom alleen, Zoo is m ij n overtijging, moest Barbertje „hangen. Maar dan had de K.V.P. ook alle andere leden van „de P. v.d. A. moeten afwijzen, want zij allen hadden te- „voren verklaard met die interpellaties accoord te gaan. En „het is slechts een toeval geweest, dat Van Houten ze „gehouden heeft, maar even eerlijk moet ik getuigen, dat wij „daaromtrent geen verklaring van de K.V.P. hebben ver-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1946 | | pagina 335