338 15 OCTOBER 1946. ..gelijk Van Houten van oppositie beschuldigen, omdat ,,hij als S.D.A.P.'er nog in de Raadsvergadering van 12-10- ,,1945 protesteerde tegen de houding van de R.K.fractie, die „beweerd had, dat de tijdelijke Raad een voortzetting van „den ouden Raad was „Verwijt men den heer Van Houten misschien „oppo sant" te zijn, omdat hij openlijk in den Raad heeft gevraagd, „of het juist was dat eenige hooggeplaatste ambtenaren hout „van de Gemeente hadden betrokken De namen dier ambte naren heeft hij eerst en dan nog onder voorbehoud genoemd, „nadat U, Mijnheer de Voorzitter, daarom had gevraagd. „Mede op Uw verzoek heeft Van Houten deze zaak na- „der mondeling met U besproken en ten slotte schriftelijk „afgedaan. En in dat schrijven heeft hij ridderlijk verklaard, „dat den betrokken ambtenaren geen blaam trof. Men kan „het betreuren, dat dit schrijven niet door U in den Raad is „voorgelezen, maar Van Houten hiervoor als opposant „te bestempelen, is toch al te dwaas, te meer omdat U zelf „verklaarde, dat het heel goed was, dat Van Houten de- „ze zaak in het openbaar had aangesneden, omdat er zooveel „over gesproken werd. „Deze door mij gereleveerde zaken zijn allen door den heer „V anHoutenin den tijdelijken Raad naar voren gebracht. „Feiten en aangelegenheden, waarvan onze geheele fractie, „zooals ik reeds zeide, van tevoren wist, dat ze door „V an Houten zouden worden aangesneden, maar waar- „van men hem toch kwalijk kan beschuldigen van te zijn een „opposant, die dus volgens den heer Van Gooi, ook wel „oppositie zou voeren in het college van Burgemeester en „Wethouders. Het is echter mogelijk, dat de heer Van „G o o 1 andere feiten kan noemen, die volgens hem den heer „V an Houten bestempelen als een opposant quand- „même, maar ik betwijfel zeer, of hij die bewijzen zal kun- „n e n aantoonen. Ik kan me vergissen, Mijnheer de Voor zitter, maar ik kan de gedachte niet van mij afzetten, dat de „heer Van Gooi in de vorige vergadering, onder den in- „druk van de heerschende sfeer contra Van Houten, „gemeend heeft onzen candidaat nog een duw in den rug te

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1946 | | pagina 338