346 15 OCTOBER 1946. De heer DIRVEN is bij de preliminaire bespreking tegen woordig geweest en kan hier verklaren, dat de namen der K.V.P.-candidaten bij die gelegenheid wel degelijk genoemd zijn en ook de volgorde, waarin zij benoemd zouden worden. De Partij van den Arbeid kan zich te dezen dan ook niet op onwetendheid beroepen. De namen der candidaten waren trouwens al in de stad bekend. De heer BRINKERHOF heeft in den Raad van Ginneken twaalf jaar dorpspolitiek meegemaakt. Spr. had gedacht, dat het in den Raad van Breda anders zou zijn, maar ook hier heerscht de overmacht en anders niet. Spr. kan den heer M a b e 1 i s en ook zijn kiezers niet met zijn benoeming ge- lukwenschen. Die kiezers zullen dat den heer M a b e 1 i s wel kenbaar maken is het nu niet, dan over drie jaar. Spr. kan de houding van de arbeidersafgevaardigden der K.V.P. niet begrijpen, nu deze het tegendeel van een vooruitstreven de politiek blijkt te voeren. De heer SCHIJEN merkt op, dat de heer Van Hou- t e n zooeven heeft gezegd, dat de Partij van den Arbeid geen inmenging van een andere partij in haar interne aan gelegenheden kan dulden. Het candidaat-stellen is een in terne aangelegenheid, maar het kiezen niet. Immers de frac ties stellen de candidaten, doch de raadsleden kiezen dege nen, die zij voor de wethoudersfunctie geschikt achten. Wanneer nu de K.V.P. aan de Partij van den Arbeid bij het óverleg, dat aan die verkiezing vooraf is gegaan, heeft laten blijken, dat zij ook een wethouder uit die partij wil nemen, behoort de Partij van den Arbeid dit ook mogelijk te maken. Stelt zij maar één candidaat, dan moet zij de risico aanvaar den, dat deze door de raadsleden niet geschikt wordt ge acht en zij, zoodoende, haar wethouderszetel verspeelt. Dit is sportief. Wethouder MABELIS verklaart, dat er voor hem een in teressante kant aan zit, dat aan zijn benoeming zooveel aan dacht wordt gewijd, al klinkt hetgeen de heer Van Hou-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1946 | | pagina 346