15 OCTOBER 1946. 347 ten heeft gezegd niet erg vriendelijk. Immers, volgens den heer Van Houten, zou Spr. hier wederrechtelijk zitten. Spr. is het daarmede niet eens. Hij heeft dezen zetel niet ge ambieerd en was ook de meening toegedaan, dat iemand van de Partij van den Arbeid hem had moeten innemen. Als deze echter weigert dit te doen, kan die toestand niet blijven du ren. Het ging bij deze verkiezing niet tegen de Partij van den Arbeid als zoodanig, maar men wilde den heer Van Houten niet. Spr. meent dan ook, dat hij nu op volkomen wettige wijze tot wethouder gekozen is, al heeft de Partij van den Arbeid daaraan niet medegewerkt. Hij bezet den wethouderszetel niet wederrechtelijk, want hij heeft hem niet in bezit genomen de zetel is hem gegeven door de meerder heid van den Raad. Spr. gelooft wel, dat het voor de Partij van den Arbeid moeilijk is om den heer Van Houten los te laten zij koestert gevoelens tegenover hem, die men moet respecteeren. Maar, zij heeft het persoonlijk - en het prestige - belang boven het algemeen belang gesteld, ter wijl zij het gevraagde offer in het belang van de gemeente had moeten brengen. Wat de opmerking van den heer de Ruiter over Spr.'s vooruitstrevendheid betreft, zegt hij, dat het daarmede wel zal losloopen. De heer VAN DEN EEDEN zegt, naar aanleiding van een desbetreffende opmerking van den heer Brinkerhof, dat de arbeidersafgevaardigden der K.V.P. inderdaad een vooruitstrevende politiek voeren, doch niet alleen zij doen zulks a 11 e groepen der K.V.P. voeren een zoodanige po litiek. De heer VAN HOUTEN merkt nog op, dat de heer S c h ij e n het heeft gehad over het overleg, dat aan de wet houdersverkiezing vooraf is gegaan. Het is niet juist om in deze van „overleg" te spreken. Er heeft geen overleg plaats gehad was dit er inderdaad geweest, dan was de zaak mis schien anders geloopen. Nu werd er door de K.V.P. gezegd „Deze willen wij niet en geene willen wij wèl". Daartegen-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1946 | | pagina 347