356 15 OCTOBER 1946. De VOORZITTER deelt mede, dat het ontbreken van de noodige preparaten oorzaak is, dat de schooltandartsen de kinderen niet meer kunnen behandelen. Spr. zegt, dat er niei;s tegen is, de tandartsen door den Raad te doen be noemen. De heer HEER zegt, dat de Voorzitter hem verkeerd be grijpt zijn bedoeling is, dat de Raad ook heeft te beslissen, óf er schooltandartsen benoemd zullen worden. De VOORZITTER merkt op, dat er reeds schooltandart sen zijn. De bedoeling van het voorstel is, hen aan het werk te zetten voor zoover dit mogelijk is. De heer HEER zegt, dat het voorstel dan niet duidelijk geredigeerd is. Spr. wil aan het voorstel toevoegen, dat het aantal schooltandartsen door den Raad wordt vastgesteld. De heer VAN GILS vraagt, of men ook de middelbare scholen in den schooltandartsendienst kan betrekken. De VOORZITTER vreest, dat dit zeer moeilijk zal gaan; er is nu al een tekort aan tandartsen. De bedoeling is de zaak eens even aan te zien en de dienst daarna zoo spoedig mogelijk weer in werking te stellen. De heer VAN SWOL acht het niet gewenscht, dat er een periode is, waarin de schooltandartsendienst niet werkt. Men heeft toch schooltandartsen ter beschikking. Spr. kan niet inzien, waarom deze niet met hun werk zoudèn kunnen door gaan. Wethouder ROMSOM zegt, dat bedoelde tandartsen nu al reeds zijn beladen met werk. Zij moeten zich daarom uit sluitend beperken tot het geven van adviezen. Tegenover uitbreiding van den dienst moet een afwijzende houding worden aangenomen tot er meer tandartsen ter beschikking komen dan zal ook de daadwerkelijke behandeling weer

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1946 | | pagina 356