360 15 OCTOBER 1946. De VOORZITTER zegt, dat deze aangelegenheid inder daad in twee punten uiteenvalt. Het College van Burgemees ter en Wethouders heeft zich vanmiddag nog eens over de zaak beraden. Het heeft geen bezwaarschrift van de Bouw- vereeniging ontvangen, anders zou het dat eerder gedaan hebben. De te bouwen woningen worden voorloopig geen huizen voor groote gezinnen zij zullen door twee gezinnen worden bewoond. Nu willen Burgemeester en Wethouders het binnenterrein wel aan de Bouwvereeniging verkoopen, als de benedenbewoners hun tegenwoordigen tuin behouden en bij elk huis een gedeelte van het binnenterrein wordt ge voegd als tuin voor de bovenbewoners. Als dan later groote gezinnen in de huizen komen te wonen, zullen beide tuinen tot één geheel moeten worden samengevoegd. Ook is bij de bespreking van vanmiddag uit een nader in gesteld onderzoek komen vast te staan, dat Ginneken zich indertijd bereid heeft verklaard de kosten van st.raataanleg en rioleering voor haar rekening te nemen. Komt Breda die toezegging na, dan beteekent dit een extra-schadepost ten laste van de Gemeente worden die kosten evenwel ten laste van de Bouwvereeniging gebracht, dan worden zij in een vaste verhouding door het Rijk en de Gemeente gedra gen. De Bouwvereeniging heeft er dus geen schade bij. De heer VAN GOOL kan zich, wat de kosten van straat- aanleg betreft, nog niet met het standpunt van Burgemeester en Wethouders vereenigen. Hij blijft er bij, dat Breda niet eigenmachtig verandering in de vroeger genomen besluiten kan brengen. Deze zijn eerst voor wijziging vatbaar als de Bouwvereeniging daar aan wil medewerken. Het gaat er bij hem om, dat vóór alles de wettelijke verplichtingen worden nagekomen. De VOORZITTER Maar LI zit hier toch om de belan gen van de Gemeente te behartigen. De Bouwvereeniging heeft er toch geen schade bij. De heer VAN GOOL antwoordt, dat er naast stoffelijke

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1946 | | pagina 360