400
15 NOVEMBER 1946
Zonder verdere bedenkingen wordt overeenkomstig het voor
stel van Burgemeester en Wethouders besloten.
30. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot beschikbaarstel
ling van credieten voor den bouw van noodwoningen en de in verband
daarmede noodige bestratings- en rioleeringswerken (Bijlagen 1946,
no. 214).
De heer VAN OIJEN vraagt, of de Gemeente verplicht is die w.o-
ningen uit Engeland te betrekken. Spr. vindt ze zeer duur.
De VOORZITTER antwoordt, dat men daartoe niet verplicht is.
Men dient echter alles aan te pakken om den woningnood te bestrij
den. Deze noodwoningen zijn zeker zoo goed als de thans te bouwen
permanente woningen. Men moet ze echter wat voorzichtig bewonen,
dan gaan zij lang mee. Zij zijn daarom niet geschikt voor iedereen.
De heer KAMPHUIJS vindt dit geen reclame voor die woningen.
Spr. isj er in het algemeen niet voor, noodwoningen te bouwen.
De VOORZITTER is het daarmede eens, doch dit zijn geen gewone
noodwoningen.
De heer KAMPHUIS merkt op, dat het plan met teekening van
deze woningen al lang vóór den Raad ermede in kennis was gesteld in
de plaatselijke bladen was gepubliceerd. Spr. vindt dit niet juist.
De VOORZITTER zal laten onderzoeken, wie daaraan schuld draagt.
De heer BRINKERHOF vraagt, of Burgemeester en Wethouders ken
nis hebben genomen van het vraaggesprek, dat onlangs over de ra
dio is gehouden met betrekking tot de betonwoningenj in Noord-Lim
burg. Deze woningen zijn gebleken zeer vochtig te zijn, zoodat ouden
van dagen daardoor krom van de rheumatiek zijn geworden. Vervol
gens merkt Spr. op, dat in het prae-advies staat, dat het dak van deze
noodwoningen zal zijn samengesteld uit spanten van gewapend be
ton. Dit is niet juist, het zijn ijzeren spanten. Ook is het niet waar,
dat er pannen op het dak komen.
De VOORZITTER zegt, dat een afdekking er later op komt. Deze
noodwoningen zijn niet vochtig; zij worden gebouwd met spouwmu
ren van geïsoleerd materiaal.
De heer HEER vindt toch, dat men voorzichtig moet zijn met het
bouwen van noodwoningen. Spr. wil het aantal daarvan zooveel mo
gelijk beperken en zich liever toeleggen op den bouw van permanen
te woningen. Spr. vraagt in hoeverre het mogelijk zou zijn, noodbu-
reaux te bouwen; daardoor zouden woningen vrijkomen.
De VOORZITTER antwoordt, dat Breda geen noodwoningen meer
krijgt. Noodbureaux zouden van hout moet worden cpgetrokken, an
ders zouden het semi-permanente gebouwen worden. Hout is echter
niet te krijgen. Burgemeester en Wethouders hebben geprobeerd en
kele groote panden in Ginneken voor huisvesting van bureaux te krij
gen, doch dit is niet eenvoudig. De Rijksbureaux, die zelf vorderen,