15 NOVEMBER 1946
405
voorraadopgaven en uit ingestelde controles, aldus het voorstel van
Burgemeester en Wethouders, bleek de geringe hoeveelheid. Aan die in
gediende voorraadopgaven, Mijnheer de Voorzitter, had de Commissie
niet veel waarde moeten hechten en de ingestelde controles zullen
wel van onbeteekenden aard zijn geweest, anders had de waarheid
spoedig gezegevierd.
Vele, vele dagen achtereen koersten de vrachtauto's (soms 4 per dag)
naar de Maasstad, en waar bleven nu de ingestelde controles?
Waarlijk Mijnheer de Voorzitter, ik beschuldig de Commissie van
Toezicht mede voor dit schandalig feit, terwijl ook de politie in deze
niet vrij uitgaat.
Wethouder VAN HAPEREN merkt op, dat de heer Sprangers de
Commissie van toezicht er van beschuldigd heeft haar taak schrome
lijk te hebben verwaarloosd. Die Commissie heeft haar taak echter
nooit zóó opgevat, dat zij als een politie-agent achter de wagens van
de brandhouthandelaren! had moeten gaan loopen. Er is een contract
opgemaakt, omdat men de handelaren niet voor lOOVo vertrouwde. De
Commissie heeft getracht zoo goed mogelijk te controleeren, of de
handelaren hun verplichtingen nakwamen. Dit was echter geen si
necure.
De heer Reinders heeft dan ook al spoedig bedankt voor het lid
maatschap der Commissie; hij wilde wèl de gewenschte inichtingen
geven. Aan het Staatsboschbeheer is gevraagd, hoeveel hout men naar
schatting uit het perceel in kwestie kon halen. Aan de hand van die
gegevens is de Commissie tot deze conclusie gekomen. Er is nooit
iets nagewogen. Spr. gelooft gaarne, wat de heer Sprangers heeft
verteld over het wegvoeren van hout naar Rotterdam, doch wat kan
de Commissie daaraan doen? Zij heeft de handelaren op hun ver
plichtingen gewezen en zelfs de politie gewaarschuwd.
De heer SPRANGERS: Wist U, dat er hout naar Rotterdam werd
vervoerd?
Wethouder VAN HAPEREN antwoordt bevestigend.
De heer SPRANGERS: En U hebt het nooit verhinderd?
Wethouder VAN HAPEREN: Neen, omdat het door de Commissie
niet te verhinderen was.
De VOORZITTER zegt, dat dit ook niet op den weg der Commissie
lag. Het perceel bosch is geschat. Aan de hand van die schatting is
gezegd: „Zooveel moet je afleveren". Deden zij dit niet, dan moesten
zij een boete betalen. Het is dus zuiver een handelskwestie.
Wethouder VAN HAPEREN verklaart, dat de Gemeente er vrij
goed is uitgesprongen.
Den heer LAUREIJ bevreemdt het, dat, als de Commissie met het
wegvoeren van het hout, bekend was, zij dit heeft laten begaan zon
der daartegen maatregelen te treffen.
Wethouder VAN HAPEREN zegt, dat de Commissie het bij geruchte
had vernomen; zij heeft het niet zelf kunnen contróleeren.