15 NOVEMBER 1946
409
den zelfden tijd door dames en heeren kan worden gezwommen, al
is het dan niet in hetzelfde bad. De verbodsbepalingen van de Bre-
dasche Politieverordening kunnen dus geen bezwaar opleveren.
De bepaling van art. 45 zou Spr. duidelijker willen zien omschre
ven door in plaats van 1 uur te lezen: 1 uur van den eerstvolgenden
dag.
De heer DE RUITER is het over het algemeen eens met hetgeen
de heer Jongbloed heeft gezegd. Het geven van gelegenheid tot ge
mengd zwemmen zou de aantrekkelijkheid van Breda zeker verhoo-
gen. De opmerking van den heer Meijs over de zwemgelegenheden
in de omgeving van Breda kan alleen voor den zomer gelden, want
in het Sportfondsenbad kunnen de beide sexen gedurende den gehee-
len winter niet tegelijk zwemmen. In de toelichting van B. en W. op
de voorgestelde bepalingen ten opzichte van het zwemmen buiten
de bad- en zweminrichtingen wordt de nadruk gelegd op het gevaar
van verdrinking en wordt medegedeeld, dat nog onlangs een jonge
man is verdronken. Spr. merkt daartegenover op, dat in de zwem
inrichting „Het Ei" ook één persoon is verdronken.
Het verbod voor jonge meisjes om zich in parken en in de buurt
van café's en kazernes op te houden vindt Spr. zeer plausibel; men
is in de binnenstad altijd wel in de buurt van een of ander.
Ook voor wat betreft het instellen van een commissie voor het
toezicht op de uitleenbibliotheken, is Spr. het eens met den heer
Jongbloed.
De VOORZITTER zegt, dat de heer Jongbloed een goede oplossing
heeft aangegeven voor het plakken van verkiezingsreclames. Spr.
heeft er geen bezwaar tegen om aan het verzoek van den heer Jong
bloed te voldoen. Het oplossen van de kwestie van het gemengd
zwemmen is moeilijker. In „Het Ei" lag indertijd vooral op Zaterda
gen en Zondagen het strand vol zonnebaders; dit is niet toelaatbaar.
Er moet de hand aan gehouden worden, dat dit niet weer gebeurt.
Aan den anderen kant neemt Spr. aan, dat er families zijn, die gaarne
gezamenlijk gaan zwemmen. De moeilijkheid is om zwemmen en
zonnebaden uiteen te houden. Spr. zal eens nagaan, of op bepaalde
tijden en plaatsen vergunning kan worden gegeven voor gemengd
zwemmen.
Ten aanzien van het toezicht op de uitleenbibliotheken zoeken B. en
W. naar een oplossing. Zij zullen het denkbeeld van den heer Jong
bloed in overweging nemen. Men zou die bibliotheken ook onder het
patronaat kunnen stellen van de een of andere erkende bibliotheek.
In verband met de opmerking van den heer Dirven verklaart Spr.
te gelooven, dat het goed zou zijn in artikel 101 a het woord „var
kens" te schrappen, zoodat het dan verboden zal zijn binnen de kom
der gemeente dieren te houden enz.
Het houden van uitvliegende duiven zal alleen verboden worden
bij grooten hinder voor de omwonenden.
Zonder eenige bedenking wordt besloten, artikel 101 a te wijzigen,
zooals door den Voorzitter is aangegeven.
De VOORZITTER zegt, dat de opmerking van den heer Meijs be
trof het tegelijkertijd gescheiden zwemmen. Dit is echter de bedoeling
niet. De bezwaren van den heer Jongbloed gaan tegen het ontbreken
van een gelegenheid om gezamenlijk te zwemmen. Zooals gezegd,
zal dit nog eens goed bekeken worden.