15 NOVEMBER 1946
411
Voor het overige wordt aldus overeenkomstig het voorstel van
B. en W. besloten.
Zonder eenige bedenking wordt dienovereenkomstig besloten.
38. Voorstel van B. en W. tot verleèning van een crediet voor nor
maliseering van een gedeelte van de Aa oü Weerijs (Bijlagen 1946,
no. 218).
De VOORZITTER merkt op, dat dit crediet eerst zal worden be
nut, als er weer werkkrachten zullen zijn.
De heer DE RUITER vraagt, of de kosten van het maken van een
nieuwe Oranjeboombrug in dit crediet zijn begrepen.
De VOORZITTER antwoordt ontkennend.
De heer DIRVEN juicht het plan tot normaliseering van de Aa
of Weerijs ten zeerste toe. Spr. hoopt, dat het niet-beschikbaar zijn
van werkkrachten geen beletsel zal zijn om het plan spoedig uit te
voeren.
De VOORZITTER zegt, dat B. en W. zich te dien einde reeds tot
het Bureau voor den Wederopbouw hebben gewend.
De heer DIRVEN merkt op, dat die normaliseering de stroomver
snelling zeer zal verhoogen. Spr. wijst in verband hiermede op de
Haagpoortbrug, welke nog niet in orde gebracht is kunnen worden,
en Zegt te vreezen, dat hieruit onaangenaamheden zullen voort
vloeien.
De VOORZITTER antwoordt, dat nog slechts een gedeelte van de
Aa of Weerijs genormaliseerd zal worden. Pas later, als dit riviertje
in zijn geheel genormaliseerd zal zijn, zal dit meer invloed hebben
op de stroomversnelling. Dit plan is door de Waterstaat bekeken.
Diens oordeel is, dat het zonder gevaar kan geschieden.
Zonder verdere bedenkingen wordt overeenkomstig het
voorstel van B. en W. besloten.
39. Vragen van het raadslid R. Heer in zake huisvesting van de
overbruggingsschool voor gerepatrieerde kinderen; met antwoord van
B. en W. (Bijlagen 1946, no. 217).
De heer HEER verklaart het woord „ongeriefelijk" met betrekking
tot de huisvesting der overbruggingsschool gaarne terug te nemen,
maar verzoekt, als het eenigszins mogelijk is, toch een andere loca-
liteit dan het zoldervertrek aan te wijzen. Spr. vraagt, waarom het
niet mogelijk was in dit geval behoorlijke lokalen te vinden. In de
openbare school aan de Viandenlaan moest een R.K. school worden
ondergebracht, terwijl de overbruggingsschool daarin al gehuisvest
was. Waarom moest laatstgenoemde school daaruit? Deze is toen na
een heele lijdensweg doorloopen te hebben in de Dr. de Visserschool
terecht gekomen. Was er niet een andere oplossing te vinden ge
weest, b.v. dat de eene school overdag en de andere 's avonds in
het schoolgebouw aan de Viandenlaan les had kunnen geven. B. en
W. beweren in deze al het mogelijke gedaan te hebben, maar met de
verwarming van de lokalen der overbruggingsschool is het pas sinds
zeer kort in orde gekomen. Van het brengen van een offer door de
Gemeente is in deze geen sprake.