420 10 DECEMBER 1946 Nog steeds is de financieele verhouding tusschen Rijk en Gemeente niet geregeld; gewacht dient te worden tot de commissie-Oud, met hare werkzaamheden gereed is, alvorens men zich een zuiver beeld kan vormen hoe of de positie der gemeenten wordt en of met de defini tieve regeling der financiën, ook de gemeentelijke zelfstandigheid ver kregen zal worden. Immers autonomie zonder financieele zelfstandigheid is een fictie. Een gemeente kan haar huishouding niet regelen en besturen, wan neer ze voor dit doel niet over middelen beschikt en niet de vrije hand heeft in de besteding daarvan. Laat ons hopen dat het werk van de commissie-Oud spoedig gereed zal zijn en dat de financieele verhouding tusschen Rijk en Gemeente afdoende geregeld wordt. Hierbij kan wel vastgesteld worden, dat het een rechtvaardige eisch is, dat de oude tekorten en die van de oorlogsjaren, en ook de opbouw- kosten voor rekening van het Rijk komen. Immers reeds vóór 1940 hadden tal van gemeentebesturen met tekor ten te kampen, ook al een gevolg van de toen door de Regeeringen ge volgde financieele politiek, vooral na de jaren 1930 toen tengevolge der economische crisis het Rijk, de Gemeenten op liet draaien voor de kosten verbonden aan de uitkeeringen bij werkloosheid, uitvoeren van werkverschaffingsobjecten enz. Het spreekt in dit verband vanzelf dat wij achter het College van Burgemeester en Wethouders staan, daar het vanzelf sprekend is voor ons allen, dat zoodra de gemeentelijke autonomie is verzekerd, de volle kracht gezet kan worden aan het tot bloei brengen onzer gemeente. Mijnheer de Voorzitter. In het antwoord van Burgemeester en Wet houders op het Centraal Rapport, wordt ten aanzien der herclassificatie dezer gemeente opgemerkt dat deze kwestie reeds geruimen tijd de aandacht van Uw College heeft en dat nieuwe stappen zullen worden ondernomen in samenwerking met Rijksinstanties te dezer stede om het doel der herclassificatie te bereiken. Ook deze poging steunen wij van harte, en het ware van groot be lang voor ambtenaren en werklieden, als dit doel spoedig bereikt zou kunnen worden. In verband met de positie van ambtenaren en werklieden zou ik het navolgende op willen merken. Het komt ons voor dat de promotie kansen der ambtenaren, in deze gemeente vrijwel nihil zijn, zulks in verband met de gevoerde politiek van Burgemeester en Wethouders. Immers het is reeds meerdere malen voorgekomen, dat indien door welke oorzaken ook een hoogere functie vrij kwam, hiervoor sollici tanten werden opgeroepen, terwijl in het ambtenarencorps menschen aanwezig waren, die gezien hun capaciteiten, deze hoogere functie konden vervullen. In dit verband zou ik op willen merken, dat ten spoedigste ingesteld werden, de z.g. dienstcommissies voor ambtenaren en werklieden als eerste stap in de richting der medezeggingschap, omdat in deze com missies de vertegenwoordigers van ambtenaren en werklieden, alle vraagstukken het bedrijf of dienst betreffende vrij zullen kunnen be spreken, maar ook hun oordeel zullen kunnen geven over de eventueel te bezetten functies, voor zoover het benoemingsrecht niet aan den Raad behoort. Mijnheer de Voorzitter. In de memorie van toelichting op de be grooting vinden wij de volgende passage. De begrooting dient te zijn een stuk, waaruit het bestuursbeleid

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1946 | | pagina 420