10 DECEMBER 1946
421
blijkt, zij dient een richting weer te geven.
Het tekort en de talrijke voorschriften van hoogerhand noodzaken
een begrooting samen te stellen waarin slechts die opgaven zijn opge
nomen welke strikt noodzakelijk zijn.
Het is ons niet mogelijk hierin volledige uitdrukking te geven aan de
vooruitstrevende politiek welke wij wenschen te voeren.
Vervolgens sommen Burgemeester en Wethouders verschillende plan
nen op welke zoo spoedig mogelijk tot uitvoering moeten komen. Ik
zou hierbij op willen merken, dat de gemeentelijke autonomie alleen
gehandhaafd wordt door van gemeentewege tot het uiterste de maat
regelen te nemen die men verantwoorden kan, ook al weet men dat
hoogerhand in zal grijpen. Als wij terug schrikken, zullen wij nooit
slagen. Wij zullen moeten vasthouden aan het geen noodzakelijk moet
geschieden, omdat die vasthoudendheid een eerste voorwaarde is voor
herstel der gemeentelijke zelfstandigheid.
Ook zit er o.i. in het werk van het College weinig planmatigheid.
Wel is waar worden een aantal objecten, welke noodzakelijkheid uit
gevoerd dienen te worden, opgesomd, maar er ontbreekt een algemeene
lijn in deze plannen, omdat het een en ander steeds incidentieel aan
de orde wordt gesteld.
In dit verband zou ik de aandacht van het College willen vestigen
op de gemeente Maastricht, waardoor het College van Burgemeester en
Wethouders een Gemeentelijk Plan is opgesteld dat rekening houdend
eenerzijds met de zich ontwikkelende arbeidsmarkt, anderzijds reke
ning houdt met de verhouding tusschen schuld en draagkracht, con
junctuur beheerschend, de gewenschte activiteiten van de gemeenten
tot opvoering der plaatselijke welvaart zoo concreet mogelijk aangeeft.
In dit stuk komen tot uitdrukking de taken voor verbreeding en ver
dieping van het economisch draagvlak der stad door opvoering der be
volking tot hooger economisch peil, meer in het bijzonder door bestrij
ding van pauperisme, intensiveering van het vakonderwijs, ook voor
vrouwen.
Uitbreiding en differentiatie van werkgelegenheid (havens en in
dustrie vestiging), benutting en uitbouw van plaatselijk cultuurgoed
(muziek, beeldende kunst, musea, architectuur).
Opvoering van de centrale functie der stad, (markten, congressen,
tentoonstellingen, onderwijsinrichtingen, recreatie-oorden, hygiënische
inrichtingen, werkgelegenheid en verkeer).
Hier heeft men een voorbeeld dat aangepast aan onze plaatselijke
verhoudingen, een welgefundeerd plan weer zou kunnen geven en ook
den Raad het werken gemakkelijker zou kunnen maken.
In een dergelijk plan wordt daarnaast voldoende ruimte gelaten,
aan het particuliere initiatief, mits het gemeentebestuur de weg weet
te vinden de verschillende bevolkingsgroepen voor dit werk te interes
seeren, en de wegen weet te vinden, die groepen tot elkaar te brengen,
die een bepaalde taak binnen de gemeenschap hebben te vervullen.
Vooral op cultureel terrein heeft de gemeente een belangrijke taak
te vervullen; het is dus van zeer groot belang dat Burgemeester en
Wethouders vooral het werk in deze stimuleeren en de cultureele
organisaties tot samenwerking brengen.
Het voorbeeld te volgen der gemeenten in de Zaanstreek te dezer
zake geef ik gaarne aan Burgemeester en Wethouders in overweging.
Tot zoover eenige algemeene suggesties. Ik kom nu aan de samenstel
ling van het College van Burgemeester en Wethouders en hetgeen zich
in dit verband heeft afgespeeld.