10 DECEMBER 1946
423
alleen het Partijbelang zou willen dienen laten wij voor rekening der
heeren.
Vast is komen te staan, dat men ook in de rijen der K. V. P. niet
tevreden is over de houding in deze door de K. V. P. fractie aange
nomen.
Indien de heer Meijs blijk had gegeven het begrip overleg te ver
staan en in toepassing had gebracht, wellicht ware dan de verwijdering
tusschen de fracties in dezen Raad niet zoo groot geweest.
Vast is komen te staan dat men ook in de rijen der K. V. P. niet te
vreden is geweest over de gang van zaken, en men verklaart daar
openlijk, dat wel is waar de heer Meijs een dood eerlijk man is, maar
dat hij nu eenmaal de noodige tact mist de partijen tot elkaar te bren
gen.
Onzerzijds nemen wij dit gaarne aan, en twijfelen geen oogenblik aan
de eerlijkheid van den heer Meijs, maar dan is het toch te betreuren
dat de besprekingen niet beter zijn voorbereid.
Mijnheer de Voorzitter. Ik zal niet verder op deze zaak ingaan ook
niet op het geschrijf, of moet ik het geklodder noemen van het dagblad
„De Stem", alleen wil ik nog een enkele opmerking plaatsen.
Dit dagblad komt in zijn nummer van 13 November j.l. tot de con
clusie, dat tact, fijngevoeligheid en een goede neus ontbraken. Dit was
bedoeld aan het adres van de Partij van de Arbeid, wij zouden dat terug
willen wijzen naar de K. V. P.
Ik, die reeds jaren zitting heb in dezen raad, weet uit ondervinding,
dat van de zijde der Katholieke fractie nimmer pogingen zijn gedaan
om in welke kwestie ook, behoorlijk overleg te plegen.
Tot besluit wil ik namens mijn fractie verklaren, dat wij openstaan
voor ieder redelijk overleg, bereid zijn tot goede samenwerking met
alle groepeeringen in den Raad, onder één voorwaarde, dat wij ais
gelijk berechtigde partners worden beschouwd, zonder dat zal een
goede samenwerking niet mogelijk zijn.
Mijnheer de Voorzitter. In eerste instantie wil ik het hierbij laten,
bij de diverse hoofdstukken zullen wij van onze inzichten en verlangens
blijk geven.
Ik dank U.
De heer MEIJS houdt de volgende rede:
Mijnheer de Voorzitter. Bij de behandeling der voor ons liggende be
grooting mag een woord van dank aan Uw College niet onthouden wor
den mede in verband met het feit dat deze begrooting op een zoo'n
korten tijd is gereed gekomen, daar begin Mei eerst is afgehandeld de
begrooting voor het jaar 1946.
In dit dankwoord wil ik mede betrekken het Gemeente-personeel in
't algemeen en het Secretarie-personeel dan nog in 't bijzonder omdat
dit in een recordtijd alles gereed heeft moeten maken.
In het antwoord van Burgemeester en Wethouders volgende op het
Centraal-rapport spijt het mij te moeten vernemen, dat de pogingen,
die bij voortduring zijn aangewend om voor onze Gemeente finantieele
zelfstandigheid terug te krijgen nog geen teekenen bieden, die hoop
gevend zijn voor de naaste toekomst. De commissie-Oud is al oud maar
het oeuvre daarvan schijnt nog in de windselen te liggen. De vraag komt
bij mij op of het niet wenschelijk kan zijn de betreffende Commissie
van gemeentewege aan te schrijven om te vragen of reeds bekend is
en openbaar kan worden gemaakt in welke richting haar advies zal
gaan. Men verneemt hiervan niets en is daarom ook niet in staat om
van de zijde der gemeentebesturen hun opzet te bestudeeren en om
ons standpunt daaromtrent te kunnen bepalen.