424
10 DECEMBER 1946
Door het uitblijven der noodzakelijke verbetering in de finantieele
verhouding tusschen Rijk en Gemeenten ondervindt ook onze Gemeente
aan de lijve het ernstige bezwaar de noodige armslag te missen in de
uitvoering onzer besluiten, terwijl onze Gemeente toch naar onze vaste
overtuiging niet in de categorie van armlastige gemeenten thuis be
hoort.
Wat de uitvoering en plannen betreft ben ik het met Uw College
eens, dat deze in verband met de materiaalschaarste voorloopig niet
uitgevoerd zullen kunnen worden. Ik wil er echter met nadruk op aan
dringen, dat het dagelijksch bestuur onzer Gemeente met de hun be
kende voortvarendheid zal te werk gaan en reeds nu uitgewerkte plan
nen gereed zal maken om zonder eenig verlet tot uitvoering over te
gaan zoodra de omstandigheden zulks mogelijk zullen maken. Men
heeft nu de tijd om de plannen voor de toekomst goed te overwegen.
Benut deze gelegenheid en stel niet uit tot anderen ons voor zijn, en
bepleit reeds nu de urgentie voor de werken welke spoed vereischen.
Hierbij denk ik allereerst aan de woningbouw, daar deze van het aller
grootste belang is voor de inwoners onzer Gemeente die recht hebben
op een behoorlijke menschwaardige huisvesting, die tevens zeer ten
goede komt aan de Volksgezondheid. Ik juich toe dat de bouw van
noodwoningen zal worden stopgezet.
Wat de kwestie der herclassificatie aangaat wil ik slechts een enkel
woord zeggen, daar een der leden onzer fractie hierover wel in bij
zonderheden zal treden. Het komt mij voor dat de Gemeente Breda in
deze het bezwaar ondervindt beneden de Moerdijk te liggen en men
het in Westelijk Nederland blijkbaar minder noodig vindt de steden in
het Zuiden in het algemeen met de zelfde maatstaf te bedienen als de
meer Noordelijke.
Mijnheer de Voorzitter, wij waardeeren Uw streven om de wanver
houding tusschen loon en prijspeil opgeheven te krijgen en hopen dat
dit euvel niet alleen de aandacht zal hebben van de Regeering
maar dat deze aangelegenheid met bekwamen spoed tot een goed einde
zal worden gebracht.
Door mij is bij de vorige begrooting de wenschelijkheid geuit om te
komen tot een verbod van het bezoek door personen beneden de 16
jaar aan de bioscopen in de avonduren, terwijl ik daarbij tevens naar
voren heb gebracht de groote opvoedkundige waarde die de goede films
voor de jeugd hebben, reden waarom ik het op prijs zou stellen indien
voor bovenbedoelde personen speciaal daarvoor uitgezochte films in
de middaguren zouden worden vertoond. Dat zou dan klassikaal kun
nen geschieden en liefst met explicatie waardoor de jeugd het goede
van de film leert zien.
Het zal door mij zeer op prijs worden gesteld indien het dagelijksch
bestuur op korte termijn met een voorstel komt om eventueel via de
Jeugdraad tot uitvoering van een dergelijk voorstel te komen.
Ten slotte wil Spr. nog even ingaan op hetgeen de heer van Houten
zoo juist heeft gezegd over de wethouders-kwestie. Dat er van overleg
geen sprake is geweest, is niet juist. Dat de Partij van de Arbeid be
gonnen is met te vragen een bespreking hierover te houden met de
K. V. P. is begrijpelijk. De K. V. P. zelf had nog geen bespreking over
deze aangelegenheid gehad. Wat het overleg betreft tijdens de bespre
king zou Spr. het gedane verwijt terug kunnen werpen op de Partij
van den Arbeid. Het niet uitnoodigen van de heeren Sprangers en
De Ruiter heeft geen bijzondere reden gehad. Het is eenvoudig
niet gedaan omdat alleen de Partij van de Arbeid en de K.V.P. bij
deze bespreking belang hadden. Er is opgemerkt dat het niet demo-