426
10 DECEMBER 1946
zal naar mijn meening dan ook een grootere belemmering voor een
werkelijk vooruitstrevende politiek vormen dan het gebrek aan zeg
genschap in eigen huis.
Wilt U nog meer argumenten voor deze gedachtengang? Eenige
onderdeelen van het gemeentebeheer waarvoor in dit verband zeer
veel belangstelling bestaat, n.l. sociale zaken en onderwijs behooren
tot het beleid van de Heeren Romsom en Mabelis. Uit de losse opmer
kingen welke wij tot heden in deze raad van den Heer Romsom te
hooren kregen kon ik mij nog geen oordeel vormen omtrent diens in
zichten, maar ik vond het een veeg teeken, dat hij eenige dagen ge
leden in een door het comité „Indië In Nood" uitgeschreven vergade
ring gezeten was aan de bestuurstafel op het podium. Ik kan dit moei
lijk een teeken vinden van een vooruitstrevende gezindheid. En wat
de Heer Mabelis betreft, deze vertegenwoordigt het meest reactionaire
gedeelte van de bevolking en gezien ook zijn houding bij de wethou
dersverkiezing kan men hem ondanks betuigingen van het tegendeel
met de beste wil van de wereld zeker niet als progressief beschouwen.
De conclusie uit het voorgaande laat ik gaarne over aan onze stad-
genooten, maar de perspectieven vooral voor het werkende gedeelte
van de bevolking en voor de onkerkelijken lijken in dit verband niet
gunstig. Ik hoop echter dat ik mij vergis en dat het college van B. en
W. en niet te vergeten de K.V.P. zich in de nabije toekomst zullen ont
poppen als ware vernieuwers, zij het dan onder de drang der om
standigheden. Tevens wil ik echter niet nalaten eenig sceptisisme
t.a.v. het in vervulling gaan van deze hoop uit te spreken.
De meeste vraagstukken die zich bij de beschouwing van deze be
grooting voordoen, leenen zich weinig voor een bespreking in dit
verband, maar op enkele punten wil ik toch nader ingaan.
In de allereerste plaats is daar natuurlijk het vraagstuk der loonen
en prijzen. Als gemeentebestuur hebben wij hierop weinig invloed,
maar alle pogingen om de loonen en salarissen van het gemeente-
personeel en de ondersteuningen aan behoeftigen en ouden van dagen
in overeenstemming te brengen met het zoo onevenredig gestegen
prijspeil hebben vanzelfsprekend mijn volle instemming. Ik twijfel
er niet aan of de raad zal haar volle medewerking verleenen aan de
pogingen om herclassificatie van onze gemeente te verkrijgen. Ver
der vertrouw ik er óp, dat het college van B. en W. ook overigens
alles zal doen wat maar mogelijk is om bedoelde loonen en onder
steuningen omhoog te brengen. Waarbij speciaal aandacht geschonken
zal dienen te worden aan de lagere loonen.
Wat de prijzen betreft lijkt mij de instelling van een of meerdere
prijzen-commissies urgent, mits er bij de samenstelling daarvan voor
gezorgd wordt, dat vooral de consument, o.a. de huisvrouwen en spe
ciaal ook de arbeiders met de lagere inkomens daarin terdege ver
tegenwoordigd zullen zijn. De buurtvereenigingen kunnen hierbij mis
schien worden ingeschakeld en zeker de vakbeweging, waarbij de
E.V.C. niet „vergeten" dient te worden.
Vervolgens de woningnood. Dit is wel een van de moeilijkste pro
blemen van het oogenblik. Vooral omdat ook hier weinig vrijheid van
beweging is. Zoolang van een flinke uitbreiding van het aantal be
schikbare woningen nog geen sprake is en het kan nog wel eenige
jaren aanloopen voor het zoover is, ligt de grootste moeilijkheid bij
de verdeeling van de bestaande woonruimte. En op dit gebied hooren
we verontrustende geluiden. Zelfs „De Stem" bezondigt zich hier
aan critiek. Men moet natuurlijk nooit generaliseeren, maar de vin
dingrijkheid om middelen te verzinnen om aan samenwoning te ont-