428 10 DECEMBER 1946 wel enkele artikelen voor, welke de K.V.P. minder aangenaam zullen zijn geweest, vooral omdat de heer Van Houten de dingen nu eenmaal bij zijn naam durft noemen. De Zuiveringskwestie, zooals deze in den Raad is behandeld, wordt er in weergegeven, maar dit is zuiver een weergave van de notulen. Daar zit toch niets onwaardigs of onsympathieks in. Spreker moet dan ook concludeeren, dat het verwijt ten onrechte is gemaakt, omdat nergens de objectiviteit uit het ook ie verloren. Spreker zal thans nader ingaan op de wijze van propaganda voeren door de K.V.P. „De Stem", welk blad we gerust kunnen beschouwen als een propagandablad voor de K.V.P., verwijt de Partij van den Arbeid nog dezelfde mentaliteit te hebben als de vroegere S.D.A.P. Spreker wil opmerken, dat ons volk aan die S.D.A.P. veel te dan ken heeft. Daar behoeft men niet op af te geven. De Partij van den Arbeid staat thans op een nieuwe basis. Spreker gaat dan het pro- paganda-materiaal na van de K.V.P. De propaganda vindt hij vrij sober. In een enkele brochure worden veel goede dingen beloofd, als verplettering der plutocratie, strijd tegen conservatisme in eigen kring, enz., allemaal zaken waar we in de practijk niet veel van merken. En nu kan, volgens Spreker, de heer Meijs wel zeggen, dat er momenteel niet veel te verwezenlijken is, maar hij gelooft toch wel, dat de kiezers wel teleurgesteld zijn. In een ander geschrift wordt den kiezers aangeraden alleen op de Protestantsch-Christelijke lijst te stemmen als men van dien huize is. Bij de wethoudersverkiezing heeft men dat niet consequent doorge voerd. Over die verkiezing wil Spreker nog iets meer zeggen. Tijdens een der debatten over deze aangelegenheid heeft Spreker's fractie uit protest de raadzaal verlaten. De heer Meijs vond dit Hitleriaansch. Spreker wil hier niet veel van zeggen, maar alleen ver wijzen naar een opmerking, welke hij dezer dagen las in „Vrij Neder land" en welke inhield, dat het een moreele verwording moest wor den genoemd, dat men tegenwoordig te pas en te onpas iets nationaal- socialistisch of fascistisch noemt. Wat het overleg betreft tusschen Spreker's fractie en de K.V.P. bij de wethoudersverkiezing, waarover de heer Meijs het een' en ander heeft gezegd, zou Spreker wilen zeggen, dat hier van overleg geen sprake was. Men zei eenvoudig te voren: den heer v. Houten willen wij niet. Waren er gefundeerde be zwaren naar voren gebracht, dan was het iets. anders geweest. Spre ker hoopt, dat er in de toekomst op een andere wijze overleg zal plaats hebben. Spreker wil gaarne samenwerking, maar dan op voet van gelijkheid. Vervolgens wil Spreker nog iets zeggen over het contact tusschen de Overheid en de bevolking. Bij het publiek is zeer weinig belang stelling voor hetgeen in de gemeenteraadsvergaderingen worden be handeld. Wat ze hiervan te zien krijgen in de pers is zeer eenzijdig. Dit geldt zoowel voor „De Stem" als „De Bredasche Courant", al beweert de redacteur van dit laatste blad dan ook, dat hij niet aan politiek doet, wanneer hij over Indonesië schrijft. Zoo ziet men dus, dat de voorlichting niet voldoende is. Hier valt iets te verbeteren. Spreker zou willen zien, dat de notulen binnen veertien dagen na de vergadering gereed waren en dat de bevolking hierop een abonne ment kon nemen. Thans wil Spreker nog nader ingaan op de begrooting zelf. Op een begrooting van 7 millioen, een tekort van lVa millioen, is niet fraai. We zijn nu geheel afhankelijk van het Rijk en zouden toch graag op eigen beenen staan. Dit hebben we echter niet in de hand,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1946 | | pagina 428