10 DECEMBER 1946 429 laten we echter hopen, dat dit spoedig anders mag worden. Wel moet Spreker van het hart, dat men bij vergelijking van posten van de begrooting soms voor eigenaardige ontdekkingen komt te staan. Zoo ziet men, dat de kosten van politie en brandweer ongeveer f 11 per persoon bedraagt en voor cultureel werk slechts f 0.50 per inwoner. Dit vindt Spreker een scheeve verhouding. En nu kan men wel zeg gen verhooging van subsidie is niet mogelijk. Maar daar moeten we ons niet bij neerleggen. Laten we wel subsidie verleenen. Wordt dit niet goedgekeurd, dan is de verantwoording niet voor ons. Wat de inkomsten betreft wil Spreker wijzen op het belangrijke bedrag, dat de ondernemingsbelasting opbrengt. Industrievestiging is niet alleen hierom belangrijk. Dit moet krachtig worden gestimuleerd. In verband hiermede wil Spreker ook nog noemen de winst uit de bedrijven. Wel mist hij hier de noodige progressiviteit, wat echter thans niet te verwezenlijken is. Tenslotte wijst Spreker nog op het tekort aan het Openbaar Slacht huis. Overwogen zal moeten worden hoe men dit tekort zoo veel mo gelijk kan doen verdwijnen. Vervolgens houdt de heer VAN GILS de volgende rede: Mijnheer de Voorzitter, Mijne Heeren. Op initiatief van de R. K. Raadsfractie, M. de V., wend ik mij tot het College van B. en W, en den Raad, teneinde onder Uwe aan dacht te brengen eene ongerechtigheid ten opzichte van een groot aantal gezinnen en personen in onze gemeente, met name de onder wijzers, Rijkswerklieden en Ambtenaren. Het betreft hier de in deeling van onze Gemeente in de 2de klasse, volgens het Classificatie- Besluit van het Bezoldigings-Besluit Rijksambtenaren 1934. Dit classificatiebesluit rangschikt de gemeenten in de 1ste, 2de of 3de klasse en wordt op het loon en salaris van hen, die in een ge meente 2de of 3de klasse wonen een korting toegepast van resp. 4 of 8°/o. Deze indeeling is zgn. gebaseerd op de indexcijfers en deze cijfers staan als regel in causaal verband met het aantal inwoners. We leven nu 12 jaar later en in dit tijdsbestek is er, vooral wat onze Gemeente betreft, veel veranderd. Ter preciseering en opdat U hierin een duidelijker inzicht zoudt krijgen diene, dat tot de le klasse ge meenten behooren: Alkmaar, Amersfoort, Amsterdam (gedeelte op 31 December 1920 tot de le klasse behoorende, benevens de stadsgedeelten der voor malige gemeenten: Buiksloot, Nieuwendam, Ransdorp en Sloten, het toegevoegd gebied der gemeente Nieuwer-Amstel en het stadsgedeelte van het toegevoegde gebied der gemeente Ouder-Amstel), Arnhem, As sen, Delft, Deventer, Dordrecht, Eindhoven, Enschede (kom), Gouda, 's-Gravenhage, Groningen, Haarlem, Heerlen, Den Helder, 's-Herto- genbosch (behalve Orthen), Hilversum, Leeuwarden, Leiden, Maas tricht, Middelburg, Nijmegen, Rotterdam (behalve Hoek van Holland, Hoogvliet en Pernis), Schiedam, de Schans (gem. Leeuwarderadeel), Tilburg, Treebeek (gem. Amstenrade), Utrecht, Vlaardingen, Vlissin- gen, Wageningen, IJmuiden (groot) en Velsen (dorp), (gem. Velsen), Zaandam, Zandvoort, Zwolle. Antwerpen en Emmerik worden voor de bezoldiging van de aldaar geplaatste Rijksambtenaren gelijkge steld met gemeenten der le klasse. Tot de 2e klasse behooren: Aalsmeer, Aalten, Almelo, Alphen a. d. Rijn, Ambt-Hardenberg, Ambij, Ameland, Amstenrade (behalve Treebeek), Amsterdam (het

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1946 | | pagina 429