10 DECEMBER 1946
433
liggen beneden die in gelijksoortige gemeenten. Ook hier zijn en
kele suggesties gedaan.
Een ontwerp-reglement voor de dienstcommissie ligt klaar.
Wat het feit betreft, dat hij aan de bestuurstafel heeft gezeten bij
gelegenheid van een gehouden redevoering over Indonesië, moet
Spreker opmerken, dat hij niet in kan zien, dat hij hiermede ondemo
cratisch zou hebben gehandeld. Hij had er overigens gezeten omdat
een ander verhinderd was. Overigens wil hij niet zeggen het in alles
met den spreker van dien avond eens te zijn geweest.
Wethouder VAN HAPEREN wil iets meer vertellen over het tekort
bij het Openbaar Slachthuis. Men moet dat tekort niet te zwaar op
nemen. In hoofdzaak zit hem dit in het lager aantal K.G. geslacht
gewicht, tengevolge van de tijdsomstandigheden. Zoo was het gemid
deld aantal K.G. geslacht gewicht in de vooroorlogsche jaren ruim
2 millioen en vanaf het tweede oorlogsjaar tot nu 749.000. Een ge
weldig verschil dus. Nu is er wel over gedacht om dit verlies aan te
vullen door de verhooging van de slachttarieven, maar dit kan ge
vaarlijk zijn, daar hierdoor de clandestiene slachtingen in de hand
worden gewerkt. Het slachthuis is er niet in de eerste plaats om
winst te maken maar heeft een hygiënisch doel. Bovendien mogen
we met de gemaakte winst toch nog tevreden zijn, want omgeslagen
over de laatste jaren is er geen verlies geleden. Ook op het personeel
kan niet worden bezuinigd. De bezetting is niet aan den hoogen kant.
Breda is zelfs zeer laag. Spreker concludeert dan ook, dat hij de toe
stand niet pessimistisch kan bezien.
Wethouder MABELIS zegt, dat hij kort kan zijn. Over financien en
onderwijs is slechts weinig gezegd.
Wat de wethouderskwestie betreft, moet hij opmerken, dat de
Partij van den Arbeid het daar nu eenmaal niet mee eens is. Daar
valt niet veel meer over te zeggen.
De beschouwingen van den heer Jongbloed vindt Spreker wel heel
erg zelfverzekerd. Gelukkig zijn het maar meeningen van hem zelf.
Hij duwt allen, die niet tot de Partij van den Arbeid behooren, in een
conservatieven hoek. Hij ziet alleen de scheidingslijn conservatisme-
democratie. Spreker kent nog een andere scheidingslijn en wel de
geestelijke gezindheid, het geloof. En velen met hem kennen die
scheidingslijn. En dat laten we ons niet ontnemen, aldus Spreker, door
beweringen van den heer Jongbloed.
Wat de opmerkingen betreft van den heer Jongbloed over de tegen
stelling Bredasche Courant-Indonesië, daar wil Spreker tenslotte nog
op zeggen, dat men om democratisch te zijn heelemaal niet behoeft
te denken zooals de Partij van den Arbeid; men kan ook anders den
ken zonder conservatief te zijn.
De heer VAN HOUTEN zegt, dat één ding hem bij de behandeling
van deze begrooting opvalt, en wel dit, dat het hier, na zulk een be
wogen tijd, tot dusver erg rustig is.
Omtrent een aantal punten door Spreker in eerste instantie naar
voren gebracht, blijkt in den geheelen Raad en ook bij B. en W. over
eenstemming te bestaan, b.v. ten opzichte van de classificatie der
gemeente. Spr. wijst er op, dat die classificatie ten opzichte van de
vrije beroepen nog ongunstiger is. De vakbeweging voert strijd tegen
deze classificatie.
De Voorzitter is het uitvoerigst ingegaan op hetgeen door