440 10 DECEMBER 1946 De heer BRINKERHOF merkt op, dat het politiepersoneel op last van de bezettingsautoriteiten zijn revolvers heeft moeten inleveren. De bewuste persoon heeft zulks niet behoeven te doen. Dit geeft toch te denken. De VOORZITTER zal de zaak nog onderzoeken. Wat het salaris be treft, zegt Spr., dat de man in kwestie ook nog onderricht in het schieten heeft te geven. De Raad kan er op aan, dat daarvoor niet meer zal worden besteed dan noodig is. De heer JONGBLOED merkt op, dat bij de toelichting van den post „Aanschaffing van nieuw materiaal" sprake is van aanschaf fing van jeeps, terwijl er toch reeds onlangs twee jeeps zijn aange kocht voor f 4000, De VOORZITTER zegt, dat die kosten natuurlijk in mindering moe ten worden gebracht op dezen post. De heer VAN SWOL heeft in de Memorie van Antwoord gelezen, dat de Gemeente geen enkele bevoegdheid meer heeft ten opzichte van de salarieering van het politiepersoneel. De politie is echter een zeer duur apparaat. De salarissen van het politiepersoneel gaan ver uit boven de wedden van het overige gemeente-personeel. Tegenover de andere groepen van het gemeente-personeel acht Spr. het b.v. niet te verdedigen, dat het politie-personeel premievrij-pensioen geniet. Spr. vindt het eigenaardig, dat men de gemeenten dergelijke regelin gen van bovenaf oplegt, terwijl de gemeentebesturen, indien zij ver betering willen brengen in de salarieering van het overige gemeente- personeel, van hoogerhand bericht krijgen, dat zulks niet kan om dat er geen geld is. Spr. vindt dit niet juist en verzoekt onder de aandacht van de bevoegde instantie te brengen, dat gelijke monniken, gelijke kappen dienen te hebben en dat er dus niet met twee maten behoort te worden gemeten. Voorts verklaart Spr. de verhouding tusschen het hooger en lager politiepersoneel absoluut scheef te vinden. Er zijn 123 agenten tegen 28 hoofdagenten; op elk viertal agenten is er dus 1 hoofdagent om hen te controleeren! Een dergelijke opbouw van een corps verslindt kapitalen. Spr. protesteert er tegen, dat op die manier de gemeente- begrooting uit haar evenwicht wordt gebracht. De VOORZITTER antwoordt, dat de gemeente over de organisatie van het politiecorps niet veel te zeggen heeft. Spr. vindt, dat het politie-personeel goed betaald moet worden, daar het aan hooge eischen moet voldoen. Alles moet in het werk worden gesteld om dit corps op een hooger plan te brengen; er moet getracht worden jongelui met meer ontwikkeling aan het corps te verbinden. Voorts zegt Spr. dat men dit instituut op zich zelf moet beschouwen. Het heeft iets aparts. Daardoor kan men het niet over één kam scheren met het overige gemeente-personeel. Wat de rangen betreft, zegt Spr., dat er bij de Rijkspolitie nog meer hoogere rangen zijn. Men moet „hoofdagent" zien als een wat hoogere graad, niet als een leidende functie. Deze graden worden meer ingesteld om een behoorlijke promotie-kans te scheppen dan tot het uitoefenen van gezag over collega's De heer VAN SWOL verklaart door het antwoord van den Voor-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1946 | | pagina 440