10 DECEMBER 1946
457
deelen der andere gemeenten Ginneken, Teteringen en Princenhage
moet nog steeds door onze Regeering worden vastgesteld, daar zij, deze
totstandkoming, nog steeds berust op een beslissing waar, laten we
het maar op zijn zachtst uitdrukken, een luchtje aanzit; of er verande
ring gebracht zal worden is een tweede, doch een beslissing moet nog
vallen, zooals onze Koningin aan wijlen den burgemeester van Ginne
ken destijds heeft kenbaar gemaakt. Maar goed, Mijnheer de Voorzit
ter, als groot-Breda hebben wij onze begrooting te behandelen en is de
Raad als zoodanig saamgesteld.
Mijnheer de Voorzitter, ik heb het genoegen gehad om verscheidene
jaren voor de S.D.A.P. zitting te hebben in den Raad van de gemeente
Ginneken om als zoodanig dorpspolitiek mede te maken. U zult het
met mij eens zijn, dat het als eenling van de S.D.A.P. zitting hebben
in een Brabantsche Gemeenteraad niet altijd meevalt. En toch Mijnheer
de Voorzitter viel dat ook weer mede, toen we wisten, wat we aan
elkander hadden. De samenwerking was daar van dien aard, dat de
drie partijen bijeen kwamen om belangrijke agenda-punten te bespre
ken. Daar werd niet gevraagd, wie de bijeenroeping zou doen, dat
liep van zelf. Dat wij het over principieele zaken eens werden, dat
zou te ver doorgevoerd zijn, dan was de macht van de sterkste aan
bod, wat ook toen niet altijd prettig aandeed. Dat bracht de Dorpspo
litiek mede.
En nu heb ik zitting in een Raad van een middelbaar groote stad.
Men zou geneigd zijn te denken dat in zoo'n groote stad met zoo'n def
tig stadhuis ook een grootsch opgezette en royale politiek gevoerd zou
worden. Mijnheer de Voorzitter wat is mij dat tegengevallen. In deze
Raad heb ik nog niet veel anders dan „wij hebben de macht" mede ge
maakt. De K.V.P. draagt dan ook de volle verantwoording. Zij heeft
de medeverantwoording van de hand gewezen, en nu is het voor de
Partij van den Arbeid wel zoo gemakkelijk Mijnheer de Voorzitter
maar toch zou zij die medeverantwoording gaarne aanvaard hebben.
Dit was dorps-politiek in het klein.
Wat mij nog meer is tegen gevallen Mijnheer de Voorzitter, de voor
bereidingen voor een Raadsvergadering. Er is in de eerste plaats de
voorlichting, die wij krijgen door middel van de prae-adviezen; deze
zijn dikwijls te onvolledig om een juist oordeel te kunnen vellen. In
de tweede plaats, de te lange agenda, ik had gedacht: nou voor een
keer kan dat er wel mede door, maar kom tot de conclusie, dat het
gewoonte is een agenda van zoo'n kleine 40 punten. In de derde plaats
is het niet op tijd verschijnen van de nttulen; deze komen een paar
maanden nadien. Kijk Mijnheer de Voorzitter ook dat doet mij denken
aan een dorpje en dan een kleintje, want wij waren het in Ginneken
geheel anders gewend. Uitvoerige prae-adviezen, korte agenda's, en de
notulen prompt op de eerstvolgende vergadering aanwezig!
De VOORZITTER zegt, dat wat de heer Brinkerhof heeft gezegd iets
heeft van algemeene beschouwingen:
Wat het laat verschijnen der notulen betreft, dit ligt veel aan den
drukker. Hoe grooter de gemeente, hoe meer agenda-punten. De prae-
adviezen beperkt houden tot het hoogst noodzakelijke is zeer wensche-
lijk.
De heer BRINKERHOF zegt, dat ook eenlingen 40 punten beoordee-
len en het voor hen zeker moeilijk is de lange agenda's door te werken.