470
12 DECEMBER 1946
commissie kan wel degelijk worden gesproken van verhooging der
salarissen. Hoe kan men dit verdedigen?
De VOORZITTER zegt, dat de Woningnoodcommissie een moeilijk
onderwerp is. Hoe beter personeel, hoe beter de zaak loopt. Het is
echter zeer moeilijk om daarvoor geschikte menschen te vinden. De
taak is bovenmenschelijk en zenuwsloopend. Spr. kent een gemeente,
die al 15 directeuren heeft gehad; er waren goede krachten bij en toch
hebben zij het bijltje er bij neer moeten leggen. Het publiek is altijd
ontevreden; men denkt, dat de secretaris der commissie het uitmaakt.
Dit is zoo niet; hij is gelukkig geen dictator. De vijf personen, waaruit
de commissie bestaat, nemen de beslissing. De Burgemeester is feitelijk
verantwoordelijk daarvoor; er wordt vaak een beroep op hem gedaan.
De zaak wordt dan bekeken en daarna wordt de beslissing door Spr.
genomen, die weieens afwijkt van die der Woningnoodcommissie. Er
zullen echter altijd moeilijkheden blijven. Ook in andere gemeenten
zijn dezelfde klachten. Of de tegenwoordige Secretaris der Commissie
de meest geschikte man is voor deze functie is niet te zeggen. Men
heeft deze kracht bij de hand. Volgens de meening der commissie en
die van Spr. doet de Secretaris wat hij kan. Spr zou niet weten, hoe de
werkwijze anders zou moeten worden ingedeeld. Voor de functie van
Secretaris zou men eigenlijk een in alle opzichten uitstekende ambte
naar moeten hebben; men moet echter bedenken, dat het hier gaat om
een tijdelijke zeer lastige functie. De door den heer Laban genoemde
eischen, waaraan ambtenaren moeten voldoen, zijn uitzonderlijk; dege
nen, die daaraan beantwoorden, zijn ware corypheeën. Het meerendeel
der ambtenaren van de W.N.C. is goed. Spr. ziet geen kans, een beter
corps te krijgen. Voor het onderzoek naar beschikbare woningruimten
zijn thans meisjes aangesteld. Als er ernstige klachten over de ambte
naren zijn, worden deze onderzocht; blijken zij gegrond te zijn, dan
worden de ambtenaren als niet bruikbaar beschouwd.
Den heer Sprangers kan Spr. antwoorden, dat in dit geval geen oude
loonen worden verhoogd; het betreft hier nieuwe loonen.
De heer VAN OOSTERHOUT verklaart, sinds eenige maanden lid
van de Woningnoodcommissie te zijn. Hij is het niet met den heer
Laban eens, dat de Secretaris dier commissie zijn plicht niet doet; er
mankeert niets aan zijn werk en hij verricht dit zonder aanzien des
persoons, volkomen neutraal. Van de 50 gegadigden voor een woning
kan er slechts één geholpen worden en 49 zijn er dan ontevreden.
De VOORZITTER merkt nog op, dat het Bureau voor Oorlogsslacht
offers wil, dat men geëvacueerden helpt, terwijl de Vereeniging „Ne
derland helpt Indië" wenscht, dat de gerepatrieerden terstond geholpen
worden. Defensie vraagt om kwartieren. Dan zijn er de z.g.n. crepeer-
gevallen, die ten spoedigste om voorziening vragen. Men beseft als
buitenstaander den omvang van de taak der Woningnoodcommissie niet.
Practisch kan men niet alle woningruimten zoo maar in beslag nemen.
Zoo eenvoudig is de zaak niet. De materie is ontzaglijk moeilijk.
Den heer VAN DEN EEDEN is het bekend, dat de bereidheid van het
publiek om personen bij zich in huis te nemen, niet groot is. Spr. zou
die bereidheid willen stimuleeren.
De VOORZITTER antwoordt, dat men op dit gebied doet, wat men
kan. Men laat de menschen thans eenige maanden den tijd om keus te
maken uit een drietal gezinnen.