472
12 DECEMBER 1946
en de gerepatrieerden, die hier thuis behooren. Van het aantal onder-
gebrachten zal den Raad een opgave worden gegeven.
De heer VAN OOSTERHOUT merkt, naar aanleiding van het door
den heer Laurey naar voren gebrachte, op, dat niemand der repatriandi,
zich in Breda mag vestigen, die hier niet thuis behoort. De door den
heer Laurey bedoelde dame moet dus rustig in haar pension blijven.
De VOORZITTER zegt, dat het Centraal Bureau voor Oorlogsslacht
offers vergunning voor vestiging moet geven, na het advies van de
Woningnoodcommissie te hebben ingewonnen. Zonder vestigingsver
gunning gaat men er onherroepelijk uit.
De heer KAMPHUIJS vraagt, hoe het nu staat met het vorderen van
heel groote huizen.
De VOORZITTER: Als alles geregistreerd was, dan was het een
voudig genoeg, doch dat is niet het geval. Als men er echter de lucht
yan krijgt, dat er ergens woonruimte is, dan is men er snel bij.
De heer VAN OOSTERHOUT merkt op, dat de woonruimte in groote
huizen dikwijls niet meevalt; zij leent zich vaak niet voor inwoning,
doordat de kamers te groot zijn enz.
De VOORZITTER zegt, dat men op het oogenblik bezig is te trachten
verschillende groote huizen te ontruimen door de daarin wonende
kleine gezinnen naar andere woningen over te brengen.
De heer SCHIJEN vraagt, of die groote huizen niet beter voor kan
toren waren te bestemmen. Men zou dan de kantoren, welke thans in
normale woningen zijn gevestigd, daarnaar kunnen overbrengen.
De VOORZITTER antwoordt, dat daarnaar wordt gestreefd.
De heer JONGBLOED vraagt, of het bureau van de Woningnood
commissie onder Burgemeester en Wethouders ressorteert.
De VOORZITTER: Neen, onder den Burgemeester.
De heer JONGBLOED: Maar de ambtenaren worden toch door Bur
gemeester en Wethouders benoemd. Hun salarissen worden, zonder dat
de Raad daarin wordt gekend, door Burgemeester en Wethouders vast
gesteld; de Raad heeft alleen de gelden te voteeren.
De VOORZITTER: Dit gebeurt zoo voor alle arbeidscontractanten. De
salarissen worden zooveel mogelijk in overeenstemming gebracht met
de bestaande rangen van het vaste personeel. De leden van de Woning
noodcommissie verrichten hun werk gratis.
De heer LABAN zou het jammer vinden, als zijn betoog den indruk
zou hebben gewekt, dat hij de moeilijkheden niet kent, welke aan het
woningnood-vraagstuk zijn verbonden. Spr. heeft namelijk uit de prac
tijk gesproken. Hij heeft uit hoofde van zijn functie te maken met de
zorg voor oorlogsslachtoffers in een 34-tal gemeenten van Brabant. Er
zijn thans geen geëvacueerden meer onder te brengen in Breda; zij
worden integendeel afgevoerd. Ook het oordeel over den Secretaris van
de Woningnoodcommissie was gebaseerd op de practijk. Spr. wil hier