12 DECEMBER 1946 473 geen voorbeelden ter staving van dat oordeel noemen, maar hij is be reid, indien men dat wenscht, een geheele raadsvergadering met die voorbeelden te vullen. Spr. blijft er bij, dat die Secretaris niet de juiste man op de juiste plaats is. Bedoelde functionaris behoeft geen dictator te zijn om toch de zaken in een bepaalde richting te voeren en door te zetten bij het nemen van beslissingen. Spr. kan van zijn betoog niets terugnemen. De VOORZITTER erkent, dat de heer Laban uit de practijk met de moeilijkheden op de hoogte kan zijn, maar daardoor kan men ook be vooroordeeld zijn. Immers het ambt van den heer Laban brengt hem gemakkelijk in conflict met de Woningnoodcommissie. Spr. wil daarop echter verder niet ingaan. De Secretaris is een werktuig van de Com missie. Dit moet zoo zijn omdat de Commissie zelfstandig beslist. Een distancieering zou Spr. van den Secretaris niet willen. De Burgemeester neemt, als het noodig is, soms beslissingen tegen die van de Commissie m en wel uit sociale of andere overwegingen. De heer JONGBLOED verklaart het meest aan de zijde van den heer Laban te staan. De algemeene klacht is deze, dat ieder, als hij in moeilijkheden komt, een connectie zoekt om zich veilig te stellen. Het idee, dat men zonder connecties niet slaagt, is onjuist. Er wordt te veel in deze zaken gemodderd. Het zou zoo moeten zijn, dat het bureau al leen de beslissing neemt met uitsluitend beroep op den Burgemeester. De VOORZITTER zegt, dat het zoo is en dat connecties uiteindelijk geen waarde hebben. Den heer JONGBLOED zijn toch wel gevallen bekend, waarin con necties een rol hebben gespeeld. De VOORZITTER: Noem mij die gevallen en ik zal ze onderzoeken. De heer JONGBLOED merkt nog op, dat de woningcontroleurs het soms zelf uitmaken. De VOORZITTER: Dat mag niet; het is hun uitdrukkelijk verboden. De Woningnoodcommissie maakt het uit. De heer VAN OOSTERHOUT merkt op, dat de heer Laban grieven tegen den Secretaris der Commissie blijft hebben. Spr. is van meening, dat de heer Laban die met bewijzen waar moet maken. De VOORZITTER zegt, dat de heer Laban die aan hem zal opgeven. De heer DE RUITER merkt op, dat de groote moeilijkheid is, dat men niet weet, wat er aan woonruimte beschikbaar is. Nu komt er in 1947 een volkstelling, waaraan waarschijnlijk een woningtelling zal zijn verbonden. Eer dat de resultaten daarvan bekend zijn, duurt wel een jaar. Spr. vraagt zich af, of men wel zoolang moet wachten. De VOORZITTER antwoordt, dat de Woningnoodcommissie zelf reeds een onderzoek daarnaar instelt; heele stadswijken worden door de controleurs afgeschuimd. Wethouder ROMSOM deelt mede, dat men de laatste dagen druk

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1946 | | pagina 473