478 12 DECEMBER 1946 HOOFDSTUK VIII. ONDERWIJS, KUNSTEN EN WETENSCHAPPEN. De heer HEER houdt de volgende rede: ,In de jaren, dat ik in den raad zit, heb ik bij de behandeling van de bepaling van onderwijs steeds het woord gevoerd en het was daarbij vaak, alsof ik de eenige was, die iets over dit hoofdstuk te zeggen had. Ik kon me daarbij niet losmaken van de gedachte, dat onderwijs in den raad stiefmoederlijk bedeeld werd en er maar matige interesse voor dit hoofdstuk bestond. Er schijnt ook nu eenige continuïteit hierin te be staan. Immers bij het afdeeling onderzoek bleek, dat er, behalve de door mij en mijn fractie-genooten gemaakte opmerkingen, slechts wei nig positiefs gevraagd werd. En toch zullen wij aan dit hoofdstuk heel wat aandacht moeten be steden. Bij de bestrijding van de na-oorlogsche mentaliteit van de jeugd, speelt het onderwijs een belangrijke, zoo niet de belangrijkste rol. De opvattingen, die er leven over verfrissching en vernieuwing van het onderwijs, dienen terdege onder het oog gezien te worden. En het feit, dat Breda van een gemeente van 50.000 tot een gemeente van ruim 82.000 zielen is uitgegroeid, moet voor ons een reden temeer zijn, alle maatregelen te nemen, die noodig zijn voor een goede organisatie van alle takken van onderwijs. Mijnheer de Voorzitter. Gedurende al de jaren, dat ik onderwijszaken in den raad behandeld heb, vond ik jarenlang dezelfde wethouder van onderwijs tegenover me. Tegenover me in de ware beteekenis van het woord. Want ik kan me niet herinneren, dat mijn voorstellen in zijn oogen ooit veel genade konden vinden. De oude raadsleden zullen zich o.a. herinneren, dat er lange debatten in dezen raad gevoerd zijn over de melkverstrekking aan schoolkinderen. Ik had me geheel in deze materie ingewerkt en volgens mijn berekeningen, zou deze geheele melkverstrekking de gemeente circa 500 gulden gekost hebben. De wethouder van Onderwijs verzette zich hiertegen omdat volgens zijn berekeningen deze melkverstrekking zeker het 30-voudige van dit be drag zou kosten. Mijn voorstel werd dan ook niet aangenomen. Kort daarna werd door particulier initiatief deze melkverstrekking inge voerd en daarbij bleek, dat het nadeelig slot volkomen klopte met mijn cijfers. De manier, waarop deze melkverstrekking plaats vond, was precies gelijk aan de methode, die ik verdedigd had. Ik wil daarmee zeggen, dat het van het grootste belang is, dat de raadsleden zich grondig inwerken in de problemen, die behandeld wor den en dat de voorlichting van het college niet altijd juist behoeft te zijn. Ik wil daarmee niet zeggen, dat het college en dat dit college bewust onjuiste voorlichting geeft. Men kan iets optimistisch bekijken en men kan het pessimistisch bekijken, of om in de stijl van de debatten van gisteren te blijven men kan iets progressief of conserva tief bekijken en wanneer deze gezichtspunten in geld uitgedrukt wor den, kan het verschil in de tonnen loopen. Ik vind thans tegenover me een nieuwe wethouder van onderwijs, zij het ook in een overgangscollege. Wij zullen waarschijnlijk vaker den degen met elkaar kruisen maar ik hoop ook, dat wij, in het belang van het onderwijs openbaar of bijzonder punten van overeenstemming zullen vinden. Mijnheer de Voorzitter. Bij het hoofdstuk onderwijs mogen wij zeker de cultuur niet vergeten. Het is afgezaagd, te constateeren, dat in ons land bij bezuinigingen de cultuur het eerst het loodje legt en gelukkig lijkt het er thans op, dat hierin eenige verandering komt. De cultuur

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1946 | | pagina 478