12 DECEMBER 1946 479 is immers geen luxe, die we missen kunnen, maar het eigenlijk men- schelijke in onze samenleving. Men kan om met oud-minister van der Leeuw te spreken de cultuur niet losmaken van den mensch, zonder hem te verlagen tot een dier en de samenleving tot een horde. Ons land heeft, wat de zorg voor de cultuur betreft, geen goede naam en de gemeenten, die daarop een gunstige uitzondering vormen, zijn op de vingers van beide handen te tellen. Ook Breda is hier geen lichtend voorbeeld. Er zijn 'n aantal amateur- vereenigingen op tooneel- en muziekterrein, wier goede bedoelingen niet onderschat mogen worden, maar door gebrek aan samenwerking en van leiding blijven de prestaties onbelangrijk. Wat de beeldende kunsten betreft: de Bredasche Kunstkring doet goed werk, maar van 'n uitslaan der vleugels boven een provinciaal peil is geen sprake. Ik wijt dit hoofdzakelijk aan de onvoldoende moreele en materieele steun van burgerij en overheid. Je merkt nergens een vaste lijn, 't eene jaar gaat het iets beter, het andere iets slechter. Het is mijn stellige over tuiging, dat, wanneer de gemeente haar schouders onder dit werk zet, veel te bereiken is. De gemeente kan dit doen, door de ontbrekende vaste lijn erin te brengen. Door het bundelen van de krachten, die op deze terreinen werkzaam zijn en door het vormen van commissies van deskundigen, die plannen ontwerpen, het cultureele peil omhoog te voeren, waarbij ik bij voorbaat zou willen waarschuwen tegen te veel getheoretiseer en erop aan zou willen dringen aan te pakken. De gemeente kan verder helpen, door materieele steun. Vaker heb ik aangedrongen op het aanleggen van een openluchttheater en er is hierover al heel wat getheoretiseerd. Tot heden is daarvan nog niets terecht gekomen en toch zou 'n derge lijk theater in een groote behoefte voorzien. Breda en zijn omgeving trekt jaarlijksch duizenden vreemdelingen en behalve de cultureele be- teekenis van dit theater, zijn de economische belangen niet te onder schatten. Het zal dan ook zeker gewenscht zijp bij het uitbreidingsplan rekening te houden met een behoorlijk openluchttheater. In dit theater kunnen zoowel beroepsgezelschappen als de gebundelde Bredasche amateurvereenigingen spelen en ik zou niet weten, waarom het peil van het spel hier lager zou moeten liggen dan b.v. in Oisterwijk. Pogin gen tot het geven van openluchtvoorstellingen zijn hier eerder gedaan. De ligging van het openluchttheater Den Deijl en gebrek aan samen werking waren echter oorzaak, dat deze pogingen mislukt zijn. Maar de cultureele prestaties van de Ghesellen van den Deijl gedurende haai' korte bestaan verdienen zeker lof en zijn een maatstaf voor de moge lijkheden, die het openluchttheater biedt. Mijnheer de Voorzitter. Op de vraag om volkstooneelvoorstellingen te geven, antwoordden Burgemeester en Wethouders dat het initiatief hiervoor niet van de gemeente moet uitgaan. Wanneer het juist is, dat de overheid een belangrijke taak op cultureel gebied te vervullen heeft, begrijp ik niet, waarom hier het volkstooneel uitgeschakeld moet wor den. Temeer waar wij ons wèl op het standpunt hebben gesteld, dat wij medewerking moeten verleenen aan volksconcerten. Wanneer het particulier initiatief bereid is deze volkstooneeluitvoe- ringen te organiseeren en wanneer deze uitvoeringen zouden voldoen aan de eischen, die hieraan gesteld moeten worden, zou de overheid hier geen taak behoeven te hebben. Maar dit is thans niet het geval en ik zie de mogelijkheid, door ingrijpen van de overheid, hier iets tot stand te brengen. Ook hier zou al veel bereikt kunnen worden indien Burgemeester en Wethouders het initiatief namen degenen te bunde-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1946 | | pagina 479