480 12 DECEMBER 1946 len, die bereid zijn hieraan mede te werken. Hierbij mogen de Breda- sche middenstanders zeker niet vergeten worden en ik maak mij sterk, dat het dan mogelijk zal zijn jaarlijks enkele volkstooneeluitvoeringen te geven, in de geest als in 1943 gebeurde, zij het thans zonder goed keuring van de cultuurkamer. Mijnheer de Voorzitter. De vereeniging Breda Vooruit beklaagt zich over gebrek aan belangstelling bij de volksconcerten. Het zou toch wel heel erg te betreuren zijn, indien deze concerten, door gebrek aan be langstelling geen voortgang meer konden vinden. Men zoekt thans naar de oorzaken. Ik herinner me, dat bij de kaartverkoop voor deze con certen vroeger de medewerking werd ingeroepen van verschillende cul- tureele en sociale vereenigingen. Ik weet niet of dit ook thans nog het geval is, maar ik acht ook hier bundeling van de krachten, die iets goeds op muzikaal gebied willen brengen, van belang. Ik ben van meening, dat het geven van deze concerten op Zondagmiddag voorkeur verdient. Overigens geloof ik, dat de toegangsprijs voor deze concerten te hoog is, hoewel ik me kan voorstellen, dat het niet eenvoudig is deze te verlagen. Men dient er echter rekening mede te houden, dat het ge nieten van goede muziek door een groot deel van het publiek nog ge leerd moet worden en dat dit publiek dus aanvankelijk niet bereid is hiervoor een belangrijk financieel offer te brengen. Misschien is ook hier iets te bereiken door financieele medewerking van de industriee- len. Wat de beeldende kunst betreft: helaas zijn we in Breda nog niet zoo ver als in Eindhoven met zijn v. Abbe-museum en Rotterdam met zijn museum Boymans. Ook aan dit punt zullen wij degelijk aandacht moeten besteden. Mijnheer de Voorzitter. Ik weet, dat veel van datgene, wat ik gezegd heb, niet direct van verwezenlijking vatbaar zal zijn. Ik hoop echter, dat ik Burgemeester en Wethouders aan mijn zijde zal vinden, wanneer ik verlang, dat de vraagstukken, die direct opgelost kunnen worden, ook aangepakt zullen worden en ik wil hierbij de hoop uitspreken, dat Burgemeester en Wethouders overigens hun volle aandacht aan deze Bredasche cultureele problemen zullen besteden. Mijnheer de Voorzitter. Op de vraag de mogelijkheid te onderzoeken tot het geven van aanvullend onderwijs in de avonduren of overdag, vooral voor de werkende rijpere jeugd, antwoorden Burgemeester en Wethouders dat deze mogelijkheid bestaat op de handelsavondschool en de avondschool voor ambachtslieden. Ik geloof niet, dat ik iets tekort doe aan de beteekenis van deze scholen, wanneer ik zeg, dat op deze scholen niet datgene geboden wordt, wat met de vraag bedoeld is. Ongetwijfeld heeft de Bredasche jeugd, die daarvoor in aanmerking komt, gelegenheid haar kennis op het terrein van handel of ambacht uit te breiden, terwijl daarnaast hun algemeene kennis nog verhoogd wordt. Wat ik echter zou willen is een school, waar ook diegenen onderdak vinden, die uitsluitend hun algemeene kennis willen ver- hoogen. 'n Voortzetting als het ware van het lager onderwijs, waarbij vooral aandacht te besteden zou zijn aan de nieuwe onderwijsvormen, waardoor het bezoek van de school zeker aantrekkelijker te maken zou zijn. Het zal m.i. niet noodig zijn, daarvoor een nieuwe school op te richten. Wanneer deze zaak grondig bekeken wordt, geloof ik, dat dit onderwijs ingeschakeld kan worden bij de handelsavondschool en de avondschool voor ambachtslieden, waarbij de leerlingen niet behoeven deel te nemen aan alle takken van onderwijs. Mijnheer de Voorzitter. Burgemeester en Wethouders zeggen, dat de onderwijs-vernieuwing hun volle aandacht heeft, doch dat afgewacht

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1946 | | pagina 480